In een ontmoeting schuilt altijd een appel, een oproep tot zingeving. Voor christenen is dit appel sterker en indringender wanneer het gaat om een ontmoeting met een arme, weduwe, wees of kwetsbare persoon. “Al wat je gedaan hebt voor de minsten van mijn broeders heb je voor Mij gedaan”, zegt Jezus in het evangelie (Matteüs 25, 40). Christenen herkennen Jezus zelf in de ander.
Met Emmanuel Van Lierde gaan we dieper in op wat het betekent om vriend te worden van de armen. Daarna duidt Tine De Leeuw, verantwoordelijke van de Sint-Michielsbeweging in Kortrijk, hoe vriendschap – met Christus, onderling én met een mens in nood – de werking doordringt en draagt.
INZICHT
Vriend worden van de armen
Als geen ander weten de armen of zij die lijden kennen, vragen te stellen die ertoe doen of ze slaan nagels met koppen over de essentie van het leven. Zij voelen spontaan aan waar het in het geloof om draait. Daardoor is de ontmoeting met een arme of noodlijdende medemens niet zelden een indringend gebeuren, een zingevend moment en een appel tot bekering. Door die ontmoeting kun je iets gaan vermoeden van Christus’ nabijheid en barmhartigheid. Dat betekent ook dat je niet alleen iets moet doen voor de arme, maar hem vooral onbevangen moet ontmoeten en bovenal er als een vriend mee dient om te gaan, er liefst daadwerkelijk de vriend van wordt. Komen wij thuis bij de arme en komt de arme bij ons thuis? Vinden wij werkelijk elkaar?
De armen gaan er niet alleen materieel op vooruit door de aan hen betoonde naastenliefde. Er gebeurt méér in de diaconie.
Geregeld getuigen bijvoorbeeld jongeren en jongvolwassenen van de onvermoede rijkdom die ze ontdekten vanuit de vriendschap met de armen.
“In het gewone leven boezemt een zieke, een gehandicapte, een bejaarde, een aidspatiënt, een dakloze of een vreemdeling angst in. Dat is begrijpelijk, want het is een heel andere wereld. Als we echter deze barrière overwinnen, gebeuren er wonderen. Door de vriendschap zijn het niet alleen de zwakken die weer openbloeien. Ook de sterken ontvangen ontzaglijk veel. Immers, wie als zwak geldt, heeft door het lijden vaak veel levenswijsheid verworven. De zwakken tonen zonder woorden hoe relatief en artificieel veel van onze technische cultuur wel is. Het feit zelf dat ze in moeilijke omstandigheden wisten overeind te blijven, maakt sommigen tot leermeesters. Ze kunnen gemakkelijk een aantal leugens van onze oppervlakkige cultuur doorprikken. Bovenal openen zij een deur in het hart van diegene die hen beluistert. Langs deze deur krijgt men toegang tot de waarheid over zichzelf.
Plots blijkt dat bij wie gezond en sterk lijkt, een verborgen wereld huist van ziekte en zwakheid.
Juist deze verdrongen werkelijkheid, die taboe is in onze moderne wereld, kan dan naar boven komen en aangeraakt worden”, schrijft Lode Aerts in zijn boek Nieuwkomers bij de Bron. Als de Kerk naar jongeren luistert (Halewijn, Antwerpen, 2003, pp. 143-144). “Precies door de vriendschap met zieken en zwakken, met bejaarden en gehandicapten kunnen de sterken hun verdrongen zwakheid aanvaarden en laten genezen. Het is door samen te leven, al is het nog maar door bezoeken en gesprekken, door feestjes en reizen, dat men elkaars rijkdom leert te ontdekken. Alleen zo kan men verzoend raken met de werkelijkheid waarin men nu eenmaal leeft.”
De zieken genezen de gezonden, omdat ze zich met hun broosheid die zo vaak verdrongen wordt, verzoenen. Normaal houden mensen hun zwakheden, schamelheid en donkere kanten verborgen en willen ze succesvol zijn in de ogen van anderen, maar iedereen schiet tekort en niemand is perfect. We hebben allemaal kleine kantjes.
De ontmoeting met de ‘arme’ leert ons dat we zelf arm zijn, dat alle mensen beperkingen hebben.
De vriendschap met een arme maakt dat je zelf gedwongen wordt van je voetstuk af te komen en te erkennen dat je niet groter en beter bent dan anderen, dat je ook maar een gewone mens bent. Net in die ervaring die ons nederig maakt, ontstaat ook een ontvankelijkheid. Het erkennen van onze broosheid opent ons voor de redding die van elders komt. Het kan de deur naar een gelovige houding openen en dan licht ook het gelaat van Christus op in het gelaat van de ander.
In de geest van paus Franciscus’ encycliek Fratelli Tutti (2020) schreven de Nederlandse bisschoppen in 2023 een pinksterbrief over het belang van caritas en diaconie. Daarin merkten ook zij op dat mensen met noden en zorgen niet alleen een doelgroep van onze zorg zijn. “Ze zijn gelijkwaardige partners.
Eigenlijk gaan we met ‘lege handen’ naar anderen die onze hulp nodig hebben. Zij veranderen ons. Zij verdiepen ons geloof.”
We hebben zoveel te leren van de mensen die zelf niets hebben om mee te pralen en die geen schijn kunnen hooghouden. Zij kunnen niet anders dan zichzelf te tonen zoals ze zijn, maar juist hun authenticiteit breekt ook ons hart open.
GETUIGENIS
Naastenliefde volgens Tine De Leeuw, verantwoordelijke van de Sint-Michielsbeweging in Kortrijk
“De Sint-Michielsbeweging wil jongeren uitnodigen, uitdagen en inspireren in hun zoektocht in het christelijke geloof. In de werking staat vriendschap centraal. Allereerst vriendschap met Christus, de Bron van waaruit wij leven. We willen onze werking baseren op het evangelie. Daarnaast is de vriendschap onder jongeren belangrijk. We vormen gemeenschappen waar jongeren een vriendengroep vinden, waar plaats is voor spel en ontspanning, waar vreugden en zorgen gedeeld kunnen worden, waar mensen zichzelf kunnen zijn. Tenslotte staat vriendschap ook centraal in onze inzet voor mensen in nood.
We dagen elke jongere uit om ten minste één persoon met zorgen als vriend te hebben.
Binnen onze projecten voor mensen in nood kiezen we ervoor om veel aandacht te hebben voor ontmoeting. Het is vanuit de ontmoeting dat vriendschappen kunnen groeien.
Aansluiten bij project
Dat klinkt mooi: minstens één iemand in nood als vriend hebben, maar wie beschouwen we als een mens in nood of als een arme? En wat kan vriendschap met hen inhouden? Waar komen jongeren in contact met mensen in nood en welke vormen van armoede kennen zij?
Vriendschap met de armen dreigt een mooie theorie te zijn, maar hoe maak je dat concreet?
Voor een individu is dat niet zo eenvoudig. Aansluiten bij een organisatie kan jou kansen bieden om in contact te komen met armen, vluchtelingen, ouderen of mensen met een beperking, en iets voor hen te betekenen. Wij hebben een hele waaier aan sociale projecten en daarbij kan je aansluiten. We hebben onder meer aandacht voor de bejaarden. Die zijn niet per se materieel arm, maar vaak zie je toch een grote kwetsbaarheid of eenzaamheid bij hen. Ze kunnen best wat vriendschap gebruiken, daarom zetten we graag in op intergenerationele solidariteit. Daarnaast vangen we vluchtelingen op. Zonder de Sint-Michielsbeweging zou ik nooit in contact komen met Eritrese, Syrische of Oekraïense vluchtelingen. Wat in de wereld gebeurt en wat soms ver-van-ons-bed lijkt, staat hier aan de voordeur. Hun verhalen aanhoren, is zeer aangrijpend. Je beseft dat ze eigenlijk dezelfde dromen koesteren als wij, maar dat één dictator hun dromen kapotmaakte. Om toekomst te hebben, zijn ze gevlucht. Wat ze meemaakten, laat trauma’s en angsten na. Ondanks alle zwaarte van hun verhalen is er vaak een luchtigheid, omdat die mensen blij zijn met het kleine. Opnieuw, thuis zou ik niet in staat zijn die vluchtelingen op te vangen, maar dankzij de beweging is dat mogelijk en kan ik eraan bijdragen dat die mensen verwelkomd en geholpen worden.
Doorverwijzen
Geloven is niet enkel filosoferen of mediteren, het is niet alleen een uurtje in de kerk vertoeven. Je moet ook iets doen met jouw geloof in jouw omgeving. Het is leren zien wie in jouw omgeving een beroep op je doet en in beweging komen.
Wat helpt het een arme bij te staan als je tegelijkertijd hard bent voor de mensen rondom jou. Begin met je omgeving.
Misschien heeft je oma, je zus of een klasgenoot het moeilijk en kun je er voor hem of haar zijn. Je moet je bewust zijn van je situatie en context, en daarin zoeken wat nodig, wenselijk en haalbaar is. Ieder kan naar eigen vermogen handelen en elke bijdrage is goed. Iedereen heeft zijn prioriteiten thuis en op het werk. Die mag je niet verwaarlozen. Je moet in het vrijwilligerswerk niet te veel hooi op je vork nemen. Je bent de Messias niet. Je kunt niet alle wereldproblemen oplossen, maar tracht iets degelijk te doen volgens jouw beschikbare middelen en tijd. Denk aan de parabel van de barmhartige Samaritaan. Die man deed ook niet alles zelf. Hij bracht het slachtoffer naar een herberg voor verdere zorgen. Hij helpt, maar hij verwijst ook door.
Wij zijn een christelijke vrijwilligersorganisatie, we zijn geen professionele hulpverlening. Je moet goed je eigen grenzen kennen en bewaken. We bieden bijvoorbeeld opvang aan moeders op de vlucht, voor oorlog of voor hun partner. We bieden hen een dak boven het hoofd, maar wij verlenen hen geen hulp of begeleiding in hun traject. Daar zijn andere professionele partners voor. Wij zijn maar een schakel in het geheel. Hetzelfde doet zich voor bij kwetsbare jongeren. Wij hoeven niet het werk van therapeuten te doen. Het is goed je eigen rol en bijdrage duidelijk af te bakenen en de deontologie te bewaken. Als je de goeroe gaat uithangen, wordt het gevaarlijk en dreigt het mis te lopen.
Als je alles wilt doen voor iedereen, wordt de opgave te zwaar en onhoudbaar. Als je in je bescheiden positie blijft, zul je vreugde vinden in wat je doet.
Iedereen mag iets doen
Je mag ook anderen de kans niet ontnemen hun steentje bij te dragen. Als je alles zelf wilt doen, laat je geen ruimte voor de inbreng van anderen die willen helpen. Geef ook anderen de kans zich zinvol te voelen. Velen zijn op zoek naar zingeving in hun leven. Dat hangt nauw samen met zinvolle activiteiten kunnen verrichten, met iets kunnen doen en iets betekenen voor een ander. Daarom vinden we het bij de Sint-Michielsbeweging belangrijk dat iedereen een puzzelstukje kan aanreiken voor het geheel. We waken erover dat iedereen kansen krijgt om iets te doen, hoe miniem ook. Hoeveel mensen hebben niet het gevoel niet meer mee te tellen. Ze denken niets meer te betekenen voor anderen. Ze smeken om iets om handen te hebben, al is het maar een eenvoudige taak. Door nuchter en realistisch te zijn in wat je zelf kan en door open te staan voor de inzet van anderen, ontstaan nieuwe mogelijkheden, samenwerkingen en vriendschappen.
Door de persoonlijke contacten met mensen in nood of met vluchtelingen ga je minder oordelen over anderen.
Doorheen de gesprekken ontdek je cultuurverschillen en ga je hun visies beter begrijpen. Dat doorprikt je vooroordelen. Ten tweede ga je door die ontmoetingen met armen en vluchtelingen je eigen problemen nuanceren. Je leert je eigen zorgen in perspectief te plaatsen. Door samen dingen te doen, ontstaan er ten derde relaties tussen mensen. Je krijgt er de vriendschap gratis bij. Mensen zijn zeer dankbaar voor alles wat je doet en ze geven je in alle eenvoud veel terug. Soms vraag je je af waarom je het allemaal doet. Ik denk aan ons jaarlijkse oudejaarsavondfeest voor wie eenzaam is op de campus Kortrijk van de KU Leuven. Daar vergt heel veel voorbereiding. Het leidt tot het nodige gezucht op voorhand. Maar als je dan van die mensen de dankbaarheid voelt, dan smelten die verzuchtingen als sneeuw voor de zon. Die enorme return doet je opnieuw beseffen dat het uiterst zinvol is en dat het logisch is om dat event te blijven organiseren. Voor zulke activiteiten is er trouwens geen gebrek aan vrijwilligers. In de kerstperiode willen mensen zich engageren en iets doen voor hun medemensen, maar ze weten niet waar te beginnen. Een beweging als de onze faciliteert die inzet. Mensen kunnen aansluiten bij een project dat al georganiseerd wordt. Ze hoeven niet zelf het warm water uit te vinden om eenzamen of armen te kunnen helpen. Uit jezelf kun je moeilijk op zoek gaan naar de eenzamen of de armen in je stad. Dankzij zulke sociale projecten vinden vrijwilligers en mensen in nood elkaar. Nog anders gezegd: wij bieden een oefenplaats aan waar jong en oud kunnen meedoen, waar ze zichzelf mogen zijn en zich kunnen inzetten voor anderen.
Kern van het evangelie
Er klinkt vandaag veel kritiek op het kerkinstituut en we slepen veel ballast mee uit het verleden, maar de evangelische boodschap is eenvoudig en glashelder: ga naar je medemens in nood. Jezus heeft ons dat voorgedaan. Als je Hem wilt navolgen, is het logisch om ook zo te handelen. De kern van de Bijbel komt neer op het onderhouden van je relatie met de Vader en je inzetten voor de naaste. Die prachtige kern blijft me inspireren. Vroeger was ik meer gefocust op het gebed en de liturgie. Gaandeweg ontdekte ik steeds meer het belang van de vriendschap met de armen als wezenlijk aspect van mijn geloofsbeleving. Af en toe word ik op mijn geloof aangesproken en dan wijs ik vooral op die mooie kern van het evangelie die wij trachten te beleven en te tonen. Er staat een Sint in onze naam en aan onze lokalen paalt een kerk. Het is duidelijk dat we katholiek zijn, maar we moeten dat geloof niet overal als een saus overheen gieten.
Opdringerig evangeliseren werkt niet. Als je een voedselpakket aan mensen geeft, moet je er niet een gebedje bijsteken.
Je mag je hulp niet subtiel met verkondiging vermengen. Je moet niet hopen dat ze naar je liturgie zullen komen omdat je ze helpt.
Hetzelfde geldt voor de studenten die bij ons wonen of die hier komen om te blokken voor de examens. Ze weten dat ze in een christelijk huis vertoeven en soms vragen we hen een handje te helpen wanneer het eten voor de voedselbedeling geleverd wordt of wanneer iets in de kerk klaargezet dient te worden. Gaandeweg ontdekken ze wat hier allemaal in huis gebeurt en dan komen ze soms zelf met vragen erover, maar we dringen niets op. Onze inspiratie is duidelijk, maar we staan open voor iedereen. Jongeren dien je vrij te laten en als ze hier een tijd gewoond hebben en weer vertrekken, moet je ze loslaten. Je hoopt best niet dat ze daarna blijven terugkomen. Zulke verwachtingen leiden alleen tot frustraties. Het is tof als iemand terugkomt, maar dat hoeft niet. Van de tien door Jezus genezen melaatsen komt er ook maar één terug om God te verheerlijken en Jezus te danken (Lucas 17, 11-19). Je moet mensen in hun waarde laten en hen respecteren. Je kunt niets forceren.
Menselijke godsdienst
De Sint-Michielsbeweging is een huis met vele kamers en je kan makkelijk van de ene naar de andere ruimte. Er is de kerk, de sociale winkel, het studentenhuis, de opvang voor mensen in nood… Dat zijn geen gescheiden werelden, uiteindelijk vormt alles een eenheid. De liturgie is een deel van onze werking, maar er is zoveel meer. De ene put inspiratie uit ons gebedsmoment, terwijl iemand anders vooral begeesterd is door de ontmoeting met een vluchteling.
Je kunt inzet en inspiratie, actie en geloof niet tegen elkaar afwegen. Het is juist gebed en inzet samen die de bouwstenen zijn van het christen-zijn.
Zonder liturgie zouden we iets missen. Zonder sociale inzet zouden we iets missen. We ademen uit die twee longen en elke gelovige dient daar een evenwicht in te vinden. Als je geloofsinvulling eenzijdig wordt, wordt het christendom iets abstracts.
Het christelijke geloof is niet hoogdravend, je hoeft er niet voor gestudeerd te hebben. Je kunt het doen, het is toegankelijk, eenvoudig en praktisch. En door het doen, ontstaat ook een verbondenheid met de Vader. Ja, het christendom is een menselijke godsdienst. Het gaat bovendien om meer dan vriendschap met de armen. Jezus beloofde ook een nieuw leven.
De vicieuze cirkels van armoede en geweld bestaan, maar toch kun je daaruit geraken. Het christendom gewaagt altijd van de hoop om die spiralen te doorbreken.
Dat geloof drijft ons: we geven de hoop nooit op, er zijn altijd nieuwe kansen mogelijk. De verrijzenis, de opstanding en de bevrijding kunnen in jouw leven gebeuren. Waar ik niet oordeel over de ander, maar hem nieuwe kansen geef, ontstaat nieuw leven. Verrijzenis is niet abstract, dat gebeurt concreet hier en nu.
Krachtig appel
Misschien zou ik zonder mijn geloof evengoed sociaal handelen, maar door het christendom hoor ik toch een krachtige roep tot inzet. Het evangelie appelleert me steeds weer tot naastenliefde. Die agapè maakt het geloof relevant. De noden zijn zo groot dat de stad ons als een volwaardige partner beschouwt en onze inzet voor armen, vluchtelingen, eenzamen en mensen in nood weet te waarderen. De kerk is niet meer het machtige instituut van weleer, maar ook met minder mensen en middelen kan ze relevant blijven. De kerk blijft van betekenis door zaadjes van hoop te planten. Het is haar roeping om voor een meerwaarde te zorgen, om kleur en smaak te geven aan de wereld die haar omringt. Dat kan door te doen wat atypisch is: het opkomen voor de vluchtelingen, het helpen van de armen, het bezoeken van de eenzame ouderen…
Het christendom vertrekt toch vaak vanuit andere logica’s dan de neoliberale maatschappij.
Ik stel vast dat jongeren al vroeg gaan werken voor geld, niet per se om hun studies te betalen, maar om zich luxe te kunnen veroorloven. Onze maatschappij zet ons aan tot consumeren en daar heb je geld voor nodig, maar gaandeweg wordt alles in geld uitgedrukt en wil niemand nog iets vrijwillig voor een ander doen. Alles moet betaald worden. Zo verdwijnt de hartelijkheid en de menselijkheid uit de samenleving.
De kerk heeft weinig toekomst als ze alleen op de liturgie focust, maar de diaconie kan evenmin ingezet worden als een strategie om te overleven of om nieuwe zieltjes te winnen.
De diaconie staat niet in dienst van het overeind houden van het instituut. Je moet de naastenliefde beoefenen als christen omdat dat tot het wezen van ons geloof behoort.
Elke gelovige moet die naastenliefde ernstig nemen. Dat wil niet zeggen dat we altijd meer sociale projecten moeten opzetten. We moeten realistisch zijn. De kerk zit in een krimpscenario. Dan is snoeien in wat je doet normaal. Soms kun je niet anders dan minder doen. Hulp die je wekelijks bood, ga je bijvoorbeeld voortaan tweewekelijks doen. Misschien is dat een verademing waardoor je die taak weer met plezier volbrengt, terwijl het anders een last was geworden. Als er teveel geklaagd wordt, is dat een teken aan de wand dat we de Messias uithangen en alle problemen willen oplossen. Dan is het tijd om ruimte te creëren door te snoeien. We moeten niet alles blijven doen, maar we moeten wel doen wat we kunnen. We moeten de naastenliefde wel een plaats blijven geven, anders zijn we als christenen niet trouw aan het evangelie.”
VERWERKINGSVRAGEN
- Wanneer kwam jij in contact met een arme, een dakloze, een zieke, een mens met een beperking, een bejaarde of een stervende (haal je zo’n voorbeeld voor de geest)?
- Wat deed die ontmoeting met jou? Wat riep die persoon bij jou op? Welke emoties, gevoelens en gedachten kwamen bij jou naar boven?
- Hoe handelde je in die situatie? Kon je iets voor die ander betekenen?
- Hoe kijk je op die ontmoeting terug? Heb je er iets uit geleerd of in ontdekt?
- Mogelijk bood je hulp aan en gaf je iets aan deze persoon, maar had je tegelijk het gevoel iets te ontvangen door die ontmoeting, iets terug te krijgen?
- Hoe hangt het omgaan met de armen voor jou samen met de kern van het evangelie? Waarom is het christendom volgens jou zo’n menselijke godsdienst?