De parabel van de barmhartige Samaritaan is het Evangelieverhaal dat als geen ander illustreert wat het gebod van naastenliefde voor christenen betekent. Onverwacht en ongevraagd doorkruist de situatie van een ander de eigen plannen. Hoe ga je daarmee om? 
Met Emmanuel Van Lierde staan we stil bij het woord barmhartigheid en wat het betekent om geraakt te worden door een ander in nood. Daarna gaat Emmanuel Wybo, directeur Bijbeldienst bisdom Brugge en belevingscentrum Biblia, in op de kern van de Bijbel, het belang van het vertellen van verhalen voor diaconie en hoe de parabel van de Barmhartige Samaritaan ook oproept tot een blijvend engagement. 

 

INZICHT
Een programmaverklaring voor de caritas

Een van de stichtende verhalen – in de zin van funderend en richting gevend – bij uitstek over de naastenliefde blijft de parabel van de barmhartige Samaritaan (Lucas 10,25-37). Dat verhaal volgt in het Lucasevangelie onmiddellijk na het twistgesprek tussen Jezus en de wetgeleerde over wat ons te doen staat om het volle leven te verwerven. Jezus vraagt aan de wetgeleerde wat daarover te lezen valt in de Thora en die antwoordt daarop met het dubbelgebod van de liefde. Daarop bevestigt Jezus dat het inzicht van de wetgeleerde juist is. Toch laat de Schriftgeleerde niet af, hij lijkt niet tevreden met de uitkomst en vraagt door. De naaste liefhebben, goed en wel, maar wie is die naaste? Daarop volgt de parabel van de barmhartige Samaritaan.

Dat verhaal gaat niet over de edelmoedige inzet of het sociale engagement van de ene mens voor de ander, maar over het geraakt worden door een andLantaarnontsteker 600 (© NRV-SP)er in nood.

Het ik dat spontaan vooral om zichzelf bekommerd is en begaan is met de eigen plannen en wensen, wordt ontregeld door een ander die plots opduikt en hulp nodig heeft. Zowel de priester, de leviet als de Samaritaan had zijn agenda en plan, ze waren alle drie op reis met een eigen doel. Daarmee staan ze symbool voor ieder van ons: we hebben onze bezigheden en zijn begaan met onze zelfrealisatie. 

Maar plots, onvoorzien en ongepland, doorkruist het appel van de naaste in nood die eigen plannen. Zijn of haar nood kan niet wachten tot ik eerst mijn plannen gerealiseerd heb. De lijdende medemens haalt mijn agenda overhoop en de vraag is dus of ik bereid ben alles te laten vallen. Ben ik bereid ruimte te maken voor wat onverwachts op mijn weg komt, zoals dat het geval was in de parabel van de barmhartige Samaritaan? Ben ik bereid mijn handen vuil te maken?

De ander in nood roept ons weg uit ons veilige, rustige en comfortabele leven. Zijn we bereid onze tijd te verliezen, onze rust op te geven, te delen in diens pijn?

Juist omdat we zaken moeten opgeven, boezemt de ander te hulp schieten, ons angst in. Je bent er niet op voorzien. Je hebt andere dingen te doen. Hier doet zich een ordeverstoring en een onderbreking voor. Daar kom je niet “ongeschonden” uit. Het engageert je hele persoon, naastenliefde kost moeite, vergt inspanningen.

In de parabel worden alle drie de reizigers door het gebeuren aangedaan. Het is geen neutrale vaststelling die ze doen als ze de gewonde man op de weg zien liggen (het is niet zoals wanneer je objectief vaststelt dat het verkeerslicht op groen of rood staat). Vraag is hoe daarmee wordt omgegaan.

Leidt de geraaktheid door de ander tot een gedrevenheid voor de ander? Wie wordt ondanks zichzelf en de eigen agenda in beweging gezet om te helpen?

Die geraaktheid is een fysiek gebeuren: je maag of je hart keert ervan om. Het is niet om aan te zien. Hier kun je niet aan voorbijlopen. Die lichamelijke raakbaarheid of raakbare lichamelijkheid typeert de mens. We zijn sensibel en gevoelig in lijf en leden. Ook daarin zijn we beeld en gelijkenis van God. Ook Hij is gevoelig en barmhartig. Barmhartigheid is eveneens door en door lichamelijk. Dat blijkt uit de etymologische wortel. Het Hebreeuwse woord voor barmhartigheid, ruchama, gaat terug op het grondwoord rechem, wat baarmoeder betekent. Sommigen stellen dat de barmhartigheid betekent dat je tot in je ingewanden geraakt wordt door het zien van het lijden van de ander, maar met die toespeling op de baarmoeder gaat de barmhartigheid ook gepaard met de wil om die ander te dragen en het leven te schenken, om als een moeder er helemaal voor de ander te zijn. 8 disturb dominosteentjes 600 © pixabay

De ethiek begint aldus bij de fysieke geraaktheid die aan jou knaagt: dit klopt niet, hier moet gehandeld worden.

Het slecht geweten gaat aan het knagen vanuit een lichamelijke geraaktheid en sensibiliteit. Ik kan de ander niet voor dood achterlaten, maar moet hem voeren en op weg helpen naar het volle leven. Dat voelt aan als een innerlijk moeten, een imperatief: ik ‘moet’ ja zeggen op het appel dat uitgaat van de ander, al ‘kan’ ik ook neen zeggen omdat ik mijn eigen belangen laat primeren. De priester en de leviet doen dat, maar daar hebben ze ook goede redenen, goede excuses voor. Ze hebben daartoe de wet (de reinheidsvoorschriften) aan hun kant. Juist omwille van hun correctheid in de naleving van de wet werden ze door hun tijdgenoten als voorbeelden gezien, maar in deze parabel worden ze het voorbeeld van hoe het niet moet omdat ze de wet boven de mens plaatsen. Ze zitten vast in hun schema’s en weten daardoor geen tijd en ruimte te maken voor de ander.

De parabel van de barmhartige Samaritaan valt te lezen als een programmaverklaring voor de caritas. Het blijft altijd weer een uitdagend programma.

Het is nooit vanzelfsprekend of verworven. Tegelijk dient opgemerkt te worden dat deze parabel gaat over het helpen van de enkeling. Het is geen sociaal programma waar een maatschappijveranderende kracht uit spreekt. Hoewel het evangelie beslist sociale en politieke dimensies bevat, komen die in de parabel van de barmhartige Samaritaan niet meteen naar voren. De geraaktheid door een enkeling in nood staat hier voorop.

 

GETUIGENIS
Naastenliefde volgens Emmanuel Wybo, directeur Bijbeldienst bisdom Brugge en belevingscentrum Biblia

“Je moet een gezonde visie op de Bijbel hebben, alvorens je erin begint te lezen. Protestanten zeggen: ‘Lees maar’. Ik heb daar mijn vragen bij. Het risico op een eigenzinnige en vaak letterlijke interpretatie van de tekst is dan toch groot. Onlangs bezocht een jongere het belevingscentrum Biblia. Door een koptische klasgenoot was hij gefascineerd geraakt in het geloof en was de Bijbel vanaf de eerste pagina beginnen te lezen. Al snel ging het over de reinheidsvoorschriften en vanuit de onreinheid van menstruerende vrouwen concludeerde hij dat vrouwen geen priester konden worden. Daarom denk ik dat een interpretatiekader en hulp bij het lezen in de Bijbel wenselijk is. 8 Emmanuel Wybo 600 (© Emmanuel Wybo)

 

Schrijfwerk als diaconie

Verhalen vertellen is des mensen en het is ook de kern van de Bijbel. Mensen willen hun verhaal kwijt. De Bijbel is niet uit de lucht komen vallen. Die boeken zijn in een bepaalde tijd en cultuur ontstaan, geschreven door mensen voor mensen. Individuen en groepen hebben eraan geschreven en een geloofstaal ontwikkeld. Dat schrijfwerk zie ik als een vorm van diaconie aan de geloofsgemeenschap, aan de synagoge en de kerk.

Door verhalen door te geven, reiken de auteurs ons een taal aan die ons brengt tot God en tot elkaar.

Vergeten we trouwens niet dat de Bijbel geschreven is om te gebruiken in de liturgie. In een biddende sfeer wordt normaal het Woord van God tot ons gesproken.

 

Blijvende openbaringskracht

De Bijbelteksten zijn niet eenduidig. Als mensenwerk zit de Bijbel ook vol paradoxen. Paradoxen zie ik vooral als tekenen van een complexe en mature vorm van geloven: schijnbare tegenstellingen samen kunnen doorleven. Daartegenover staat dat de Bijbel als mensenwerk vaak diverse Gods- en wereldbeelden bevat, die we misschien wel als paradoxen kunnen lezen, maar die eigenlijk stammen uit een totaal verschillend aanvoelen van God in het leven van de schrijvers. Dat inzicht helpt ons om bepaalde uitspraken te nuanceren. Opnieuw is het belangrijk dat je de context kent waarin een tekst ontstond. In volle oorlog krijg je nu eenmaal gewelddadige uitspraken.

Je hebt een referentiekader nodig als je de Bijbel gaat lezen. En er zijn altijd meerdere interpretaties en actualiseringen mogelijk.

Dat zie je goed aan de Babylonische Talmoed. In het midden van de pagina staat de brontekst, maar daarrond prijken diverse interpretaties. Dat wijst op het voortgaande openbaringswerk. De brontekst is altijd nieuw te interpreteren vanuit je eigen context. Dat duidingsproces stopt nooit en dat maakt ook dat worstelen met de Bijbel nooit saai wordt. Er steekt een blijvende openbaringskracht in die maakt dat teksten altijd anders tot spreken komen in nieuwe situaties.

 

Bevrijding bewerken

De kern van de Bijbel is de Thora, de eerste vijf boeken van de Schrift. Daarrond is alles ontstaan. Waarom klagen de rechters of de profeten zaken aan? Omdat ze de Thora toepassen in hun tijd en zien dat er niet naar de Wet wordt geleefd. Ook Christus doet dat op zijn beurt: Hij interpreteert de Thora. Dat brengt ons bij zijn Bergrede. Commentatoren geven wel eens aan dat de Tien Geboden alleen zaken verbieden en niet zeggen wat we moeten doen. De Bergrede zou dan concreter invullen hoe we moeten leven. Dat komt omdat we die Tien Geboden te veel apart hebben gezet, maar na die tien woorden in Exodus 20 stopt God niet met spreken. In Exodus 21 en 22 prijkt het vervolg waarin je wel een concrete invulling krijgt over hoe te handelen.

Ook dat moeten we opnieuw leren: geen losse fragmenten op zich lezen, maar het geheel bekijken, weten welke verhalen aan een tekst voorafgaan en wat erna komt.

In die zin bevat de Decaloog evengoed concrete, praktische en materiële insteken, maar dan moet je dus verder blijven lezen. De gemeenschappelijke grond in de Bijbelteksten is het bewerken van bevrijding. Als mensen zitten we vaak gevangen in bepaalde situaties. 8 bijbel 600 (© pixabay)

De Bijbel reikt woorden ten leven aan die ons op weg willen zetten van onvrijheid naar vrijheid.

Een eenvoudig voorbeeld is de sabbat. In het helse en hectische leven is een rustdag cruciaal om de batterijen op te laden en om tijd te hebben voor je relatie met God, met elkaar en met de schepping. Bij Jezus zien we hoe die sabbatsrust wordt bevraagd. Waarom? Omdat het bevrijdende karakter ervan ondergesneeuwd was geraakt en het een rigide gebeuren was geworden dat juist beknellend werkte. Door terug de mens centraal te stellen, wou Jezus opnieuw het vrijmakende van de sabbat herstellen.

 

Weerbarstigheid

Als post-conciliaire katholieken spreken we vandaag vlug over een liefdevolle God, maar in de Bijbel valt ook de straffende God niet te negeren. Het risico is groot een strenge God uit het Oude Testament af te zetten tegen de barmhartige God die Christus centraal stelt. Het mysterie van het lijden en het kwaad, en de verantwoordelijkheid van God daarin – als Schepper blijft Hij altijd ergens de eindverantwoordelijke van het bestaan daarvan – blijven weerbarstige kwesties. Het boek Job is beslist een bijsturing van het oude godsbeeld, maar al is God daar niet meer de rechtstreekse oorzaak van het lijden, Hij blijft indirect verantwoordelijk door de weddingschap met satan. Hij staat het toch maar toe dat Job beproefd wordt. En die arme man is toch maar alles kwijt, zelfs zijn kinderen. Aan het einde krijgt hij alles in veelvoud terug. Waarom? Is dat een Wiedergutmachung van godswege of is dat omdat Job ondanks alles opnieuw op de knieën gaat voor God?

Het finale antwoord in het boek Job is eigenlijk dat God en het lijden een mysterie blijven, maar daarmee blijven we eigenlijk op onze honger zitten.

Er blijft aan veel verhalen een weerbarstigheid kleven.

 

Unieke liefde

We willen het Eerste en het Tweede Verbond niet tegen elkaar uitspelen, maar als we zoeken naar het unieke van het christendom kan het niet anders dan dat we zoeken naar de verschillen. De vijandsliefde die Christus preekt, vinden we nergens anders. Dat maakt van christenen geen betere mensen, maar de lat van het ideaal van de naastenliefde ligt bij hen wel zeer hoog. Dat je liefde zelfs naar je vijand dient uit te gaan, maakt het zeer uitdagend en radicaal. Gelijkaardig is er de bereidheid te sterven voor de ander.

Die liefde tot het uiterste toe waarbij je bereid bent zelfs voor een wildvreemde je leven op te offeren, is een absurditeit die je nergens anders als aanbeveling hoort, niet in andere religies en al zeker niet in het seculiere juridische denken.

In principe dient de naastenliefde naar iedereen uit te gaan. Tegelijk koppelt Jezus er bepaalde voorwaarden aan vast voor een correcte beleving. De bereidheid tot zelfopoffering houdt bijvoorbeeld niet in dat je actief het martelaarschap nastreeft. Er is ook de weerbarstige tekst uit Mattheüs 10, 37-39 en Lucas 12, 51: ‘Wie vader of moeder liefheeft boven Mij, is Mij niet waardig’. Misschien valt dat te begrijpen vanuit het hoogste gebod: God liefhebben blijft het eerste gebod. De naastenliefde mag niet losgekoppeld worden van de Godsliefde. Ze horen wezenlijk samen in het dubbelgebod. De goddelijke liefde blijft de basis voor alle andere liefde. Er kan immers ook veel foute en ontspoorde liefde zijn. Zo kan de ijver voor rechtvaardigheid iets fanatieks worden. Religie kan ideologie worden en zonder God kun je al snel in revolutiedenken vervallen. 8 bijbel thora 600 (© pixabay)

Wie met hand en tand het Rijk Gods op aarde wil vestigen, kan gewelddadig worden.

Waakzaamheid blijft geboden. Diaconie zonder transcendente dimensie kan een politiek-revolutionair verhaal worden.

 

Zeggen wat je doet

Daarom is het jammer als bij solidariteit de gelovige inspiratie buiten beeld blijft. Het is goed die motivatie te benoemen en zo de band te maken tussen geloof en werken, tussen contemplatie en actie.

Al te vaak wordt gedacht dat ons geloof wel zal blijken uit ons handelen, maar dat is een misvatting.

Onze daden van naastenliefde zijn zeker een getuigenis, maar tegelijk moet er dan taal worden aan gegeven. Je moet ook zeggen waarom je doet wat je doet. Durf uit te leggen dat het geloof je drijfveer is, want hoe zouden anderen dat anders kunnen weten dat je handelt vanuit je geloof? Diaconie maakt onze boodschap geloofwaardig, maar onze boodschap blijkt niet zomaar uit onze diaconie.

 

Blijvend engagement

Een van de verhalen bij uitstek over de diaconie blijft de parabel van de barmhartige Samaritaan. Ik vind dat een redelijk schandalig verhaal als je naar de insteek kijkt. De Schriftgeleerde wil Jezus op de proef stellen. Hij zoekt de controverse en wil Jezus in de val lokken. Op de vraag naar het hoogste gebod geeft Jezus geen rechtstreeks antwoord, Hij stelt een tegenvraag. Merk op dat Jezus bij de rijke jongeling die niet ter kwader trouw was, wel een rechtstreeks antwoord gaf (zie Mattheüs 19, 16-30). Bij de wetgeleerde beseft Jezus dat het een valstrik is. Daarom kaatst Jezus de bal terug. Als geleerde kent de man de wet en hij moet dus wel antwoorden op Jezus wedervraag. Hij krijgt vervolgens een merkwaardig schouderklopje van Jezus die bevestigt dat hij het correcte antwoord gaf. Dat is toch een blamage voor een wetgeleerde die publiekelijk moet bewijzen dat hij de Wet kent? Maar de Schriftgeleerde laat het er niet bij en vraagt door. Opnieuw volgt geen rechtstreeks antwoord, wel een parabel. Bij de priester en de leviet bemerken we geen ‘terugtrekkende houding’. Er lijkt geen aarzeling of twijfel te zijn bij het zien van dat slachtoffer. De Bijbeltekst stelt alleen dat ze met ‘een boog om hem heen liepen’. Er volgt geen melding van enige overweging of nadenken. Voor hen schijnt er geen appel uit te gaan van het gelaat van de ander. Ze wandelen meteen door. Belangrijk vind ik dat het engagement van de barmhartige Samaritaan niet alleen in het hier en nu vorm krijgt, maar dat het tevens toekomstgericht is. Hij wil zijn hulp ook morgen voortzetten. Hij belooft terug te komen en eventuele bijkomende kosten te vergoeden. 8 onderbreking touw 600 (© pixabay)

Wie vandaag verantwoordelijkheid neemt, is bereid dat ook morgen te doen. In die zin is diaconie een levenshouding en niet iets van een kortstondig moment.

Het is een blijvende bereidheid tot dienstbaarheid. Velen zijn vandaag sterk begaan met hun identiteit en denken dat ze die moeten (waar)maken. Uit deze parabel blijkt dat wie je bent, veeleer te maken heeft met wat je wordt vanuit de ontmoeting met de ander. ‘Wie is de naaste geworden?’, vraagt Jezus. Vanuit de relatie, oog in oog met de ander, worden we ten diepste onszelf, in de zorg om onze medemensen. De Schriftgeleerde krijgt het woord ‘Samaritaan’ niet over zijn mond om op die slotvraag van Jezus te antwoorden. Hij krijgt dat niet over zijn lippen. Hij zegt: ‘Wie hem barmhartigheid betoonde’. Zijn hokjesdenken blijft. Hij weet wat juist is, maar laat het niet binnenkomen. Finaal is hij niet bereid Jezus na te volgen.”

 

VERWERKINGSVRAGEN

  • Soms kan een Bijbeltekst, een zin of een woord je in het bijzonder raken of opvallen. Je hebt het al zo vaak gehoord, en dan ineens, plotsklaps, lijkt er een nieuwe wereld open te gaan en komt een verhaal of een zin tot leven. Had je zelf al eens zo’n Aha-erlebnis of Eurekamoment bij het horen of het lezen van de Bijbel? Over welke tekst ging het toen en waarom klonk die plots zo actueel of van toepassing op jouw leven?
  • Een rode draad in de Bijbel is het bewerken van bevrijding. Wat verknecht volgens jou mensen in onze tijd en cultuur vooral? Als jij een profeet was, welke kritieken zou je dan willen formuleren op de huidige samenleving en wat zou je adviseren om tot een beter leven te komen? Wat zouden als het ware jouw tien woorden ten leven kunnen zijn?
  • Emmanuel Wybo wijst vijandsliefde en zelfopoffering aan als unieke, maar ook absurde eigenheden van het christendom. Zijn er voor jou nog zulke boodschappen uit het christendom die absurd klinken? Wat is volgens jou onlogisch en krankzinnig in Jezus’ boodschap?
  • Hierboven gaven we enige duiding bij de parabel van de barmhartige Samaritaan. Het is eigen aan sterke verhalen dat ze meer dan één interpretatie kunnen krijgen. Soms denken we het verhaal wel te kennen, maar dan weer klinkt een parabel als compleet nieuw of ontdekken we er toch nog een andere betekenis in. Kunstwerken en commentaren kunnen ons helpen een bekend verhaal toch door nieuwe ogen te zien. Stel je eens voor hoe het verhaal van de parabel van de barmhartige Samaritaan anders zou kunnen verlopen en wat dat zou betekenen voor de moraal van het verhaal. Stel bijvoorbeeld dat er niet één slachtoffer op de weg ligt, maar tal van gewonden. Wat moet de Samaritaan dan doen? Of stel dat de rovers nog bezig zijn met het slachtoffer te overvallen en dat de Samartiaan dat ziet gebeuren. Wat moet hij dan doen? Of dat de rovers nog in de buurt zijn en dat het een onveilige weg is waar altijd rovers om de hoek loeren. Wat dan? Of stel dat de Samaritaan elke week die weg naar Jeruzalem neemt en hij daar elke week een slachtoffer ziet liggen langs de kant van de weg. Dan heeft hij misschien de middelen niet meer om al die slachtoffers op te vangen. Wat dient er dan te gebeuren?
  • Individuele liefdadigheid en hulpverlening kunnen goed zijn, maar soms blijkt dat onvoldoende en is er meer nodig. Wat acht jij voorts wenselijk op basis van de hierboven geschetste scenario’s?

 

 regenboog mensen 666 300 (© pixabay)


Clipboard01

Reeks over 'naastenliefde'

In deze reeks rond de christelijke naastenliefde, barmhartigheid en solidariteit brengt theoloog Emmanuel Van Lierde (vrijwillig wetenschappelijk medewerker van de faculteit Theologie & Religiewetenschappen, KU Leuven) telkens een kleine duiding, waarna een getuigenis volgt.

Dankzij de verwerkingsvragen aan het einde kunt u individueel of in groep verder reflecteren over de eigenheid van de christelijke naastenliefde.

Bovenal wil de reeks u inspiratie bieden voor uw persoonlijk geloof en uw engagementen.

BroederlijkDelen logoNEW FullColorWeb 160px logocaritas 110px Caritas int be cmyk 110px Afbeelding7 orbit2 paxchristi present logo 110 180228 LogoWZS 120px wzz logo vzw 200px