Elk mens blijft als beeld van God zijn schepsel dat Hij wil redden en verlossen, bovenal als dat beeld van God in een mens geschonden werd. (© NRV-SP)

Met Emmanuel Van Lierde gaan we dieper in op de mateloosheid van de liefde en de zeven werken van Barmhartigheid. De kerk heeft aan de lijst van lichamelijke werken parallel zeven geestelijke werken van barmhartigheid toegevoegd.

Daarna getuigt Leo De Weerdt, jezuïet en hoofdaalmoezenier voor de katholieke eredienst in de gevangenis, over zijn roeping.

 

INZICHT
Gevangenen bezoeken: een werk van barmhartigheid


Zoals Bernardus van Clairvaux aangaf, is de maat van de liefde, liefde zonder maat. Die mateloosheid maakt dat we nooit genoeg gedaan hebben en altijd meer kunnen doen voor onze naaste.

Liefde is een werkwoord dat ons geen rust gunt, maar dat als een oneindig verlangen steeds wil doorgaan met beminnen.

Gevolg is dat iedereen eigenlijk schromelijk tekortschiet in die gevende liefde. In die zin zijn we allemaal “arme zondaars” die te weinig liefhebben om allerlei redenen. Dat die mateloze liefde onze krachten te boven gaat, dreigt ons te frustreren en te ontmoedigen. We blijven altijd onder de maat van de mateloosheid. We zouden dan kunnen concluderen: ‘Er is geen beginnen aan’. En dan haken we af. Het evangelie leert evenwel tegelijkertijd dat er altijd genade is voor de zondaar die zijn armoede erkent. Die barmhartigheid jegens de “arme zondaar” houdt niet pLantaarnontsteker 600 (© NRV-SP)er se een ontkenning van de evangelische radicaliteit in. Het zet wel de grondervaring van genade en barmhartigheid voorop. Voor alles ben je zelf geliefd en bemind door God. Ongenadig zijn voor onszelf leidt tot cynisme en dan haken we af. Dat is niet het opzet van het evangelie, dat leest als een uitnodiging om altijd te blijven groeien als mens, te blijven groeien in geloof, hoop én liefde. 

Om de naastenliefde haalbaar en leefbaar te maken, heeft de kerk dat onhandelbaar gebod met de tweevoudige lijst van werken van barmhartigheid omgezet naar een behapbaar programma en er een concrete, handzame invulling aan gegeven. De religie vervult daarmee volgens Paul Moyaert “tevens de rol van schokdemper, die de buitensporige en tegennatuurlijke eisen van het op zich onhandelbare gebod opvangt” (De mateloosheid van het christendom. Over naastenliefde, betekenisincarnatie en mystieke liefde, SUN, Nijmegen, 1998, p. 10). 
De al te mateloze naastenliefde moet als het ware wat begrensd worden, omdat ze anders door haar mateloosheid kan ontsporen waardoor de grenzen tussen onbaatzuchtigheid, heiligheid, perversie en zelfdestructie bijzonder dun kunnen worden. De zelfopoffering kan te groot worden. De liefde kan iemand verteren. Daarom dat de kerkelijke traditie het ongeremde toch wat inkadert binnen een redelijk programma.

Als je die werken van barmhartigheid bovendien nog koppelt aan de zogenaamde scoutsdaad waarbij dagelijks toch één goed werk wordt verricht, is de naastenliefde zeker een realistisch ideaal.

Een teken stellen van kleine goedheid kost nu weer niet zoveel moeite, maar meteen steekt hier het risico in de radicaliteit van de naastenliefde af te zwakken. De naastenliefde is dan geen bron van ergernis of steen des aanstoots meer. Dat kan toch niet de bedoeling zijn? Het gaat toch juist over het buitensporige, tegendraadse en mateloze? Het voorbeeld dat Jezus Christus gaf, mag zeker niet gelijkgesteld worden of beperkt worden tot de werken van barmhartigheid. Zijn liefde ging veel verder dan dat: een liefde tot de dood.
Vanuit de navolging van Christus ijveren zijn volgelingen eveneens voor een radicale beleving van de liefde, de liefde is alles voor hen. Dat is wat de apostel Paulus verwoordt in zijn Hooglied van de liefde: “Als ik de liefde niet heb, ben ik niets” (1 Korintiërs 13). Al is er een besef dat we falen en tekortschieten in de liefde, dat is voor christenen geen reden om het ideaal te laten verwateren.

Altijd weer spiegelen christenen zich aan de radicaliteit van Gods liefde en trachten ernaar te leven, in alle onvolmaaktheid.

De eerste zes van de zeven lichamelijke werken van barmhartigheid zijn afgeleid uit de parabel van het Laatste Oordeel in Mattheüs 25, 35-36: de hongerigen spijzen, de dorstigen laven, de naakten kleden, de vreemdelingen herbergen, de zieken bezoeken en de gevangenen verlossen. Dat rijtje werd door de kerk aangevuld met een zevende werk: ‘de doden begraven’. Bovendien voegde de kerk aan de lijst van lichamelijke werken parallel zeven geestelijke werken van barmhartigheid toe: de onwetenden onderrichten, de twijfelaars raad geven, de bedroefden troosten, de zondaars vermanen, de lastigen verdragen, beledigingen vergeven en bidden voor levenden en doden. Net als bij de lichamelijke springt het zevende in de reeks eruit. Dat zijn twee merkwaardige grensgevallen van naastenliefde, want eigenlijk kun je alleen de levenden als naasten bejegenen. 19 hoederbroeder 600 (© pixabay)

Het wijst erop dat ook de dode mens heilig blijft, doordrongen van een onaantastbaar mysterie.

Als de gestorvene louter stof en as was, zou je er niet meer naar omzien. Je doet met een dood lichaam niet eender wat. Je benadert het nog altijd met respect en daarom zal het minstens toegedekt worden door er een laken overheen te trekken. Ook de dode mens is voor ons niet niemand, niet niets, hoewel dat puur materieel bekeken wel zo is en de tand des tijds het gestorven lichaam onherroepelijk doet verdwijnen.

Merk op dat in die dubbele lijst werken de term ‘liefde’ niet meer voorkomt, maar vervangen is door barmhartigheid, die op haar beurt nader wordt gespecificeerd als helpen, troosten, verdragen enzovoort. De solidariteit en de rechtvaardigheid komen voorop te staan. De nadruk ligt vooral op de praktische daden en op hulp bieden.

Waar bij de lichamelijke werken van barmhartigheid de ander zich in een noodsituatie bevindt waarbij hij niet meer voor zichzelf kan zorgen, wordt er bij de geestelijke werken van uitgegaan dat de ander door jouw aansporing wel beter voor zichzelf gaat zorgen.

Het zijn als het ware vermaningen die de ander aanspreken op diens verantwoordelijkheid. Wie die werken verricht, wil niet de plaats van de ander innemen. Je hoopt dat de ander door wat je zegt, zelf tot inzicht kan komen: een onwetende moet zelf tot inzicht komen; een twijfelaar moet, gesteund door jouw raad, zelf een beslissing kunnen nemen; en van een zondaar verwacht je dat hij zal inzien dat hij verkeerd heeft gehandeld, en dat hij op grond van dat inzicht tot inkeer komt. Bij de lichamelijke werken is de naaste hulpelozer, hij kan zichzelf niet helpen. Bij de geestelijke werken wordt van de naaste een persoonlijke bekering of geestelijke ommekeer verwacht waaraan hijzelf actief moet meewerken. 19 bevrijding 600 (© pixabay)

Dat we een naaste helpen door een werk van barmhartigheid betekent niet dat we die ander sympathiek vinden. Dat is geen voorwaarde van de naastenliefde. Wel vraagt het gebod tot naastenliefde om in onze zorg voor medemensen nimmer selectief te zijn, maar naar het beeld en de gelijkenis met God ons hart universeel open te stellen. 

De ander heeft recht op onze liefde omdat die ander een mens is, zomaar om het even wie, zonder onderscheid of voorkeur.

Elke mens telt voor God. Elke mens is een kind van God. Dat verklaart ook waarom bijvoorbeeld gevangenen bezoeken een werk van barmhartigheid is. Zelfs als we iemands daden verwerpelijk vinden, dan nog blijven christenen de mens achter de daden zien en maken ze een onderscheid tussen de zondaar en zijn zonde. Aan iedere mens dient de verlossing gebracht te worden en elke mens mag de verrijzenisvreugde ervaren. Hoe diep in de hel je ook zit, er is opstanding daaruit mogelijk, want God laat zijn kinderen en zijn schepselen niet in de steek. Elke mens blijft als beeld en kind van God zijn schepsel dat Hij wil redden en verlossen. Juist en vooral als dat beeld van God in een mens geschonden werd, heeft die persoon heling nodig.

 

GETUIGENIS
Naastenliefde volgens Leo De Weerdt, jezuïet en hoofdaalmoezenier voor de katholieke eredienst in de gevangenis


“Het was niet mijn keuze om aalmoezenier in de gevangenis te worden. Het is me gevraagd geweest en het was en is een groot avontuur. Ik wist niet of ik dat werk zou aankunnen. Het blijft toch een moeilijke omgeving en het gaat over mensen die vaak serieus in de fout zijn gegaan."

Als jezuïet en priester verkoos ik wel om naar Jezus’ voorbeeld te werken met mensen aan de rand van de samenleving. 

"Hij ging naar wie sociaal en maatschappelijk uitgesloten was en zocht hen terug te integreren in de gemeenschap. Toen ik gevraagd werd om naar de gevangenis te gaan, accepteerde ik die opdracht en durfde ik ervoor te gaan, omdat Jezus ons dat had voorgedaan om naar de periferie te trekken." 19 Leo De Weerdt 600 (© EmmanuelVanLierde)

 

Het menselijke en het goddelijke

"Het werk van aalmoezeniers in de gevangenis heeft effectief rechtstreeks te maken met de navolging van Christus en de parabel over het Laatste Oordeel in Mattheüs 25: ‘Ik zat in de gevangenis en gij hebt Mij bezocht’. Als we de gevangenen bezoeken, hebben we blijkbaar iets gedaan voor Christus zelf. Hij inspireert ons dus om dit werk te doen. De diepe betekenis daarvan begint nu pas ten volle tot me door te dringen, want jarenlang heb ik het niet begrepen. Jezus is mens geworden. Hij heeft ons hele bestaan willen delen en het daardoor gevaloriseerd. Tegelijk wou hij van ons bestaan iets goddelijks maken en beschouwde ons leven als goddelijk."

Onze opdracht is het om dat humane en dat goddelijke binnen te brengen in de gevangenis, in het leven van mensen die in de fout gingen.

"Ook al hebben ze het verknoeid, ze kunnen van hun leven toch opnieuw iets goddelijks maken. Het menselijke hebben gevangenen met Jezus gemeen en net zoals aan alle mensen houdt Hij hun de opdracht voor van hun leven iets goddelijks te maken, om het schone van ons leven serieus te nemen. Omdat Jezus zo bevrijdend rondtrok en optrad, staan ook Zijn volgelingen die in Zijn voetspoor willen treden, voor de opgave gelijkaardig bevrijdend te handelen. Wat we doen, krijgt daardoor een mystieke kant. Je kunt Christus herkennen in het gelaat van de ander. Het is een heel leerproces om God te ontwaren in de ontmoeting met medemensen en het blijft finaal een mysterie."

 

God is er al

"Er zit een bekeringsproces in dit werk van barmhartigheid. Gaandeweg zag ik in dat we allemaal als mensen het humane met elkaar delen. En wat er ook gebeurt, Jezus associeert zich met elke mens. Anders kon Hij niet zeggen: ‘Je hebt dit of dat goed werk aan Mij gedaan’. Het originele van Jezus ligt voor mij in het feit dat Hij zo ver durfde te gaan met mensen. Hij ging het kwaad en de dood niet uit de weg, maar net daar zocht Hij naar bevrijding en leven. Als je doordenkt op die parabel uit Mattheüs 25, betekent dat ook dat wij God niet moeten brengen in de gevangenis, Hij is er al."

Het evangelie gebeurt alle dagen in de gevangenis als je bereid bent bevrijdend met mensen op weg te gaan van mislukking naar herstel, van onheil naar heil, van dood naar leven.

"In de gevangenis willen wij als aalmoezeniers meewerken aan de droom van het Rijk Gods: hier en nu gerechtigheid en bevrijding bewerken. Al te vaak idealiseren we het christelijke geloof, maar vergeet niet dat God ook naast ons blijft lopen als we de verkeerde weg opgaan, als we de straat van de mislukking ingeslagen zijn. Zo ging Jezus ook mee met de leerlingen die naar Emmaüs gingen. Telkens weer wijst Hij erop dat niet alles verloren is zoals wij al te vaak denken. We mogen onze angsten en vooroordelen laten vallen. Hij maakt van ons vrijere mensen."

 19 hopeloos 600 (© pixabay)

Kleine goedheid

"Daardoor ben ik het als een privilege gaan beschouwen om met gevangenen in gesprek te gaan en er helemaal voor hen te zijn. Natuurlijk verdienen de slachtoffers onze eerste aandacht, maar er zijn andere dienstverleningen die hen bijstaan. Als gevangenisaalmoezeniers zijn wij er voor de daders en bij uitbreiding voor hun familie en voor het personeel in de detentiehuizen. Wij zoeken de mens achter de dader – ze zijn ook iemands kind, iemands partner of ze zijn vader of moeder, waardoor de liefde toch een plek heeft in hun leven."

Door met hen op weg te gaan willen we dat menselijke in hen weer naar boven brengen.

"Als ze altijd alleen maar het negatieve horen en afgeschilderd worden als monsters, dan gaan ze effectief denken dat ze tot niets goeds in staat zijn. Velen hebben een negatief zelfbeeld en kampen met schuldgevoelens. Wij willen hen uit die negatieve spiraal halen door het menselijke en het goede in hen te zoeken en aan te boren. Dat zit in kleine dingen.
Zo word ik vaak geraakt door de onderlinge solidariteit tussen deze zogenaamde slechteriken. Als ze elkaar kleine goedheid betonen en opkomen voor de noden van een medegevangene, dan blijkt dat er toch een fijngevoeligheid in gedetineerden zit, dat ze niet louter egoïstisch zijn. Door zulke gebaren van zorg voor elkaar komt het humane terug in hun leven en kan de medemenselijkheid hersteld worden. In de gevangenis is het solidariteitsgevoel groot en voor mij bewijst dat dat er een ziel in de mens zit en dat Gods Geest ook in hen werkzaam is. Het is onze opdracht om opnieuw contact te leggen met dat innerlijke leven in hen. De weg daarnaartoe was verstoord, afgesloten of ondergesneeuwd. Wij herstellen die weg."

 

De zaken kritisch en eerlijk benoemen

"Uiteraard moet je een zekere afstand houden tegenover de gevangenen. Daar krijg je ook handvatten toe in de opleiding. Maar toch kom je heel dicht bij die daders en ga je naar hen toe vanuit een soort vriendschap. Jezus plaatste zich niet boven de mensen om hen te oordelen zoals de Schriftgeleerden en religieuze leiders van zijn tijd dat deden. Neen, Hij plaatste zich op een gelijk niveau. En toch was hij een man met autoriteit. Hij had iets te zeggen en durfde iets zeggen. Denk aan het verhaal in het Johannesevangelie (4, 16-20) waar Jezus een Samaritaanse vrouw vraagt haar man te halen. Ze zegt dat ze er geen heeft waarop Jezus reageert dat dat klopt want ze heeft vijf mannen gehad en diegene die ze nu heeft, is haar man niet. Jezus verbloemt de feiten niet."

Ook wij als gevangenisaalmoezeniers moeten vanuit de autoriteit die ons gegeven is, de zaken benoemen zoals ze zijn.

"We doen dat niet om te veroordelen, maar vanuit een vriendschap. Aan goede vrienden kun je kritiek en goede raad geven. Je kunt zeggen waarmee je niet akkoord bent. Ik stel vast dat dat soms een keerpunt in de begeleiding van gevangenen teweegbrengt. Ze denken nogal snel dat de aalmoezenier achter hen staat en dat wij toch vergevingsgezind zijn. Als we dan aangeven dat we hun daden afkeuren en in hun plaats beschaamd zijn, schrikken ze soms. Ze vrezen dat ook wij hen gaan laten vallen, maar dat doen we niet, neen, wij blijven nabij zoals Christus ons voordeed."

 

Liturgie als hoogtepunt

"Aalmoezeniers hebben een speciaal statuut, een eigen opdracht die hen door de overheid binnen het gevangeniswezen is toevertrouwd. Zo hebben wij geen meldingsplicht. Daardoor kunnen wij een ander gesprek voeren dan psychologen, sociaal werkers of artsen. Onze belangrijkste opdracht is aanwezig zijn en luisteren. We hoeven niet allerlei projecten op te zetten. Dat ze ons zien, is soms al voldoende."

De kwaliteit van onze presentie – hoe we mensen groeten en door te vragen hoe het met hen gaat – is wezenlijk, maar wat dat teweegbrengt, valt niet te meten met te halen targets en doelstellingen. 19 gevangenis 600 (© pixabay)

"Het spiritueel parcours dat je met mensen gaat, laat zich niet reguleren of programmeren. Onze presentie en de individuele gesprekken monden vanzelf uit in de liturgie als hoogtepunt. We komen niet zomaar als vrienden of als hulpverleners langs. We zijn er namens God en vertrouwen ook alles toe aan Hem. Finaal geven we onze zorgen uit handen in de liturgie. Daar vragen we vergeving. Daar spreken we ons geloof uit."

De liturgie ervaar ik als de kers op de taart van onze aanwezigheid in de gevangenis.

"Daar loopt alles op uit. Finaal streven we er toch naar ons gedeelde geloof te vieren? Trouwens, de spanningen die we soms kennen over de rolverdeling tussen de priester en de niet-gewijden, over welke teksten en liederen te gebruiken enzovoort, heb je niet in de gevangenis. De liturgie is er vrij eenvoudig en een herkenbaar ritueel, waarin ieder spontaan zijn plaats vindt. Je ervaart er goed hoe een viering niet alleen het verstand aanspreekt, maar bovenal de onderbuik en het hart. Een ritueel doe je, is een opeenvolging van handelingen in een bepaalde volgorde en op een welbepaalde plaats, en vooral het werkt. Belangrijk daarbij is dat de ruimte duidelijk stemmig is ingericht en duidelijk sacraal is. Waar de cellen en de gemeenschappelijke ruimtes in de gevangenis doorgaans vuil en monotoon zijn, is de ruimte voor de eredienst een plek om schoonheid binnen te brengen in hun leven.
Ze zijn persoonlijk uitgenodigd, ze moeten niet komen, maar zijn welkom als ze er klaar voor zijn en de juiste ingesteldheid hebben. Als je niet komt, hoef je je niet te verantwoorden."

Het klopt niet dat ze komen om eens uit hun cel te zijn, want net als in de samenleving vraagt het moed om ervoor uit te komen dat je naar de eucharistie gaat.

"Ze krijgen er vaak negatieve reacties over van medegevangenen of van het personeel. Wel is het zo dat de liturgie een kans biedt om echt gemeenschap te vormen en het geïsoleerde bestaan te doorbreken. Het betreft hier geen losse individuen en een hoogst persoonlijke vroomheid. Het gemeenschapsaspect is voor ons essentieel en de gezamenlijke erediensten hebben daarom een eigen plek in de gevangenis. Dat is niet zomaar een activiteit die door personeelsgebrek of door de gespannen sfeer naar goeddunken kan geannuleerd worden."

 

Een spiegel

"Het gevangenissysteem werkt vaak dehumaniserend. Dat maakt het systeem gemakkelijker en die aanpak is daardoor te begrijpen. Wij willen in die dehumaniserende omgeving terug wat menselijkheid binnenbrengen. Sociaal-maatschappelijk houdt de gevangenis ons trouwens een spiegel voor. We kijken er niet graag in, maar die plek zegt iets over onze maatschappij en over onszelf. Vroeger stonden de gevangenissen in het hart van de stad. Nu worden ze op afgelegen plaatsen gebouwd. We willen het niet meer zien. Nochtans vallen er kritische lessen over de samenleving te trekken vanuit wat je ziet in de gevangenis." 19 gevangene 600 (© pixabay)

Als het misgaat in je leven, is dat vandaag je eigen schuld. Dan moet je het ook zelf rechtzetten en oplossen. Als dat niet lukt, dan sluiten we je op en steken we je weg. De zorg voor elkaar verdwijnt uit onze samenleving.

"Blijkbaar nemen we niet meer zomaar verantwoordelijkheid voor elkaar. De Bijbel leert nochtans dat we elkaars hoeders zijn. We moeten elkaar om op het rechte pad te blijven of er naar terug te keren. De religieuzen hebben die zorgverlening met hun caritas lang behartigd, maar vandaag zien we hoe die verzorgingsstaat wordt afgebouwd en hoe zelfs sectoren als zorg, onderwijs en het gevangeniswezen gecommercialiseerd worden."

Multinationals investeren erin, bouwen gevangenissen of psychiatrische instellingen en baten die uit. Het worden profitsectoren die moeten renderen en opbrengen, waaraan sommigen geld willen verdienen.

"Dat zijn evoluties die niet kloppen. Met de Leerstoel Detentie, Zingeving en Samenleving LI https://steun.kuleuven.be/nieuws/2022/leerstoel-stelt-vraag-naar-de-zin-van-detentie aan de KU Leuven willen we vanuit de ervaringen in de gevangenis daarom kritische standpunten formuleren richting de politiek en de maatschappij. Nog een les is dat er ook in de gewone wereld buiten de gevangenis, veel mensen zijn die gevangen zitten in zichzelf. Ook zij hebben nood aan bevrijdingswerk."

 

Bescherming

"Gedetineerden weten uiteraard dat wij als aalmoezeniers vertegenwoordigers zijn van onze eredienst. Dat leidt vanzelf tot gesprekken over kerk en geloof. Ze beginnen vaak met een opmerking over de paus of over iets uit hun leven: hun communie of hoe grootouders met hen baden. Schrik niet: er zijn veel katholieken in de gevangenis. Het zijn niet alleen ongelovigen die de slechterik zijn hé."

Wat gebeurd is, bevraagt hun geloof: ‘Waarom liet God toe dat ik zo ontspoorde? Waarom heeft Hij niet ingegrepen of me geholpen?’ Die vragen leveren diepmenselijke gesprekken op.

"Velen willen bewust weer binnenstappen in het christelijke verhaal. Ze vragen naar een Bijbel en lezen er daadwerkelijk in, wat ook tot geloofsgesprekken leidt. Anderen vragen een rozenkrans of afbeeldingen van een kruis of een icoon of bepaalde heiligen voor in hun cel. Soms is dat om bij te bidden of te mediteren, maar het heeft vaak ook iets beschermends voor hen. Het geeft hen rust."

 19 camera 600 (© pixabay)

Onderweg

"In de gevangenis leerde ik ook dat geloof en leven niet te scheiden zijn, ze vallen samen. Geloven is niet statisch, maar dynamisch. Ook al krijg je vanuit de traditie visies aangereikt, het komt allereerst op het doen en het beleven aan. Het is altijd weer streven naar meer mens worden in de verschillende levensfasen. Geloven is daardoor op weg gaan. Dat is zeer evangelisch want Jezus was ook altijd onderweg en zat maar zelden in de tempel."

Het is in het gewone leven dat het geloof zijn betekenis krijgt. Het is onderweg dat we God ontmoeten in de realiteit en in onze medemensen.

"Om te groeien in het geloof heb je wellicht theorieën en visies nodig, maar gaandeweg ontdek je dat het beleven en het doen essentiëler zijn. Daarom ook dat de kerk zichzelf ziet als dienst aan de wereld en dat ze in dialoog wil gaan met de samenleving. En net daarom ook is het moeilijk om over je geloof in gesprek te gaan en het te delen met anderen, want het is iets dynamisch dat onderweg gebeurt. Dat kun je moeilijk in vaste definities gieten. Onze daden zeggen meer dan woorden. Het komt niet aan op geboden en verboden of regeltjes, maar op het bewerken van bevrijding en het tot volle ontplooiing brengen van mensen. Geloven is niet per se de makkelijkste weg daarheen. Het daagt je uit om verantwoordelijkheid te nemen voor wat of wie op je weg komt. Het maakt je tot hoeder van je broeder.”

 

VERWERKINGSVRAGEN

  • Ervaar jij soms die spanning dat de naastenliefde eigenlijk mateloos is, dat je nooit genoeg gedaan hebt, dat je altijd meer zou willen doen dan je kunt?
  • Wat zou het kunnen betekenen dat het woord ‘(naasten)liefde’ in de tweede reeks werken vervangen is door barmhartigheid? Hoe versta jij die verschuiving?
  • Hoe verhouden de lichamelijke en de geestelijke werken van barmhartigheid zich tot elkaar? Zijn er bijzonderheden die jou opvallen als je deze twee reeksen overloopt en vergelijkt?
  • Hoe kijk jij aan tegen vergeving en verzoening, tegen een tweede kans geven?
  • Een devies van de ignatiaanse spiritualiteit luidt: “God vinden en zoeken in alle dingen”. God is overal, we moeten Hem alleen leren zoeken en vinden in alles, ook in het lelijke en het afstotelijke. Acht je dat mogelijk? Heb je hier zelf ervaringen mee? Hoe kom jij God op het spoor in het alledaagse leven, in het goede en in het kwade?

 

regenboog mensen 666 300 (© pixabay)


Clipboard01

Reeks over 'naastenliefde'

In deze reeks rond de christelijke naastenliefde, barmhartigheid en solidariteit brengt theoloog Emmanuel Van Lierde (vrijwillig wetenschappelijk medewerker van de faculteit Theologie & Religiewetenschappen, KU Leuven) telkens een kleine duiding, waarna een getuigenis volgt.

Dankzij de verwerkingsvragen aan het einde kunt u individueel of in groep verder reflecteren over de eigenheid van de christelijke naastenliefde.

Bovenal wil de reeks u inspiratie bieden voor uw persoonlijk geloof en uw engagementen.

BroederlijkDelen logoNEW FullColorWeb 160px logocaritas 110px Caritas int be cmyk 110px Afbeelding7 orbit2 paxchristi present logo 110 180228 LogoWZS 120px wzz logo vzw 200px