Het christelijk geloof is mateloos en christelijk engagement is radicaal. Net daarom kan je moeilijk in je eentje gelovig engagement opnemen. Met Emmanuel Van Lierde zien we hoe diaconie een gemeenschapsaangelegenheid is. Steun van anderen en je regelmatig voeden aan spirituele bronnen zijn daarvoor onontbeerlijk.
Pastorale zorg bij psychisch kwetsbare mensen is oefenen in geduld, wachten, blijven luisteren, iemand niet afschrijven en nabij blijven ondanks alles. Goedele Miseur, spiritueel verzorger en herstelondersteuner in het Universitair Psychiatrisch Centrum (UPC) Duffel, getuigt over haar taken en roeping binnen psychiatrie.
INZICHT
Geregeld batterijen opladen om engagement vol te houden
Geloven doe je nooit alleen, geloof schept verbondenheid met anderen en anderen sterken je in je geloof. “Beleving en belijdenis van het geloof zijn geen eenpersoonszaak”, stelt Roger Burggraeve in zijn boek Ethiek en passie. Over de radicaliteit van christelijk engagement (Lannoo, 2000, p. 271). “Het geestelijke krijgt pas ten volle werkelijkheidsgehalte als het zich uitdrukt in groepsvorming.” Dat maakt ook dat diaconie een gemeenschapsaangelegenheid is: samen met anderen zet je je schouders onder bepaalde caritatieve werken en draag je bij aan de doorbraak van het Rijk Gods. Zeker dat laatste kun je moeilijk op je eentje realiseren, gerechtigheid waarmaken is geen individuele zaak, dat kun je niet buiten een groep om.
Samen gerechtigheid en diaconie beoefenen, maakt het doenbaar en haalbaar, het helpt ook om een engagement langdurig vol te houden en te maken dat je niet opbrandt.
Theologe Anneleen Decoene adviseert wie zich engageert, daarom het volgende: “Ga in gesprek met anderen over de motivatie en de inspiratie die u drijft, ijver voor de erkenning van het werk dat u doet, vier overwinningen en successen, ontwikkel samen visie en visioen, cultiveer de hoop […], zorg dat u plezier beleeft aan het werken aan gerechtigheid. Hier liggen kansen om stevige verbindingen te leggen met die andere pijlers van de levende geloofsgemeenschappen: de verkondiging en de liturgie. Dan bouwen we geloofsgemeenschappen waarin de maatschappijanalyse, de zorg voor elkaar, het vieren en de praktijk van solidariteit geïntegreerd worden uitgebouwd”. Werk, reflecteer, ontspan, bid en vier dus samen.
Om een engagement vol te houden, is naast de steun van anderen ook het voeden van je spiritualiteit belangrijk, je laven aan je bronnen, aan de Bron. De naastenliefde is in zekere zin pas mogelijk op grond van een persoonlijk louteringsproces en die onthechting van jezelf en de gerichtheid op de ander worden vergemakkelijkt door contemplatie en gebed. “De contemplatie moet de vreugde en de gemoedsrust bieden die nodig zijn om de naastenliefde te blijven beoefenen”, schrijft filosoof Paul Moyaert in zijn boek De mateloosheid van het christendom (SUN, 1998, p. 57). Voor de cultivering van de naastenliefde is regelmatige herbronning levensnoodzakelijk. Gebed, meditatie, geestelijke lezing, sacramenten: ze zijn de noodzakelijke vitaminen om een liefdevolle grondhouding te voeden.
GETUIGENIS
Naastenliefde volgens Goedele Miseur, spiritueel verzorger en herstelondersteuner in het Universitair Psychiatrisch Centrum (UPC) Duffel
“Mijn werk zie ik niet louter als een job. Het woord ‘roeping’ is hier op zijn plaats. Binnen het UPC benoem ik dat niet zo, maar ik beleef het persoonlijk wel op die manier. Netjes afgelijnde werkdagen met vaste uren stroken daar moeilijk mee. Ik klop al snel langere dagen omdat je bepaalde noden ziet en het appel van de ander hoort. Dan ontluikt het gevoel dat je dat niet kan negeren en moet antwoorden op die vraag. Het is ook vanuit dat me geappelleerd en geroepen weten, dat ik soms bewust buiten de lijntjes durf te kleuren.
Genade op Nieuwjaar
Zo leerde ik jaren geleden een man kennen in ons dagactiviteitencentrum, waar hij meermaals per week langskwam om er dagbesteding, structuur en sociaal contact te vinden. Op zekere dag werd hij uit zijn appartement gezet omdat er renovaties zouden plaatsvinden. Na die werken zou de huurprijs voor hem te duur zijn en dus zocht hij een andere verblijfplaats. Hij kampt met complexe post-traumatische stress. Op zoek gaan naar een nieuwe woonplaats bezorgde hem bijgevolg veel stress en bovendien zijn eigenaars niet happig om mensen met een uitkering te aanvaarden. Gevolg: hij staakte zijn zoektocht en verkoos met een fiets en een tent rond te trekken in de zomer. Ik deed hem onze fietskar cadeau, gezien de kinderen die ondertussen ontgroeid waren. Die kar bood hem meer ruimte om spullen mee te nemen.
Eerder in zijn leven had hij al eens een jaar op straat geleefd. Het risico was groot dat hij terug in dat ‘straatje’ zou belanden.
Na enige tijd kon hij opgenomen worden in een psychiatrisch ziekenhuis in Mortsel, maar ook daar zou hij omwille van fusieplannen niet kunnen blijven. Kort voor Nieuwjaar werd hij ontslagen. Hallucinant hoe iemand zomaar wandelen wordt gestuurd als je niet weet waar je terecht zal kunnen. Hij sliep ’s nachts in een kapelletje in Kontich. Op Nieuwjaar ben ik daar met mijn man naartoe gereden, maar hij was er niet. We gingen naar het station omdat we dachten dat hij daar misschien wat warmte had gevonden. En warempel, daar kwam hij net aangefietst. Dat is voor mij geen toeval, ik vind het genade dat zoiets gebeurt. Brussels pastoor Johnny De Mot van de Goede Bijstandkerk heeft een huis waar hij mensen opvangt die door de mazen van het net vallen. Ik wist dat daar een plaats vrij was en daar kon de man voor een paar maand terecht, tot hij opnieuw ergens opgenomen kon worden. Daarna heeft hij een sociale woning gevonden en is hij weer op zijn pootjes terechtgekomen.
Blijvende betrokkenheid
Je begrijpt dat zoiets niet tot mijn officiële takenpakket behoort. Sommigen zouden het me veeleer afraden. Bovendien kun je dat ook niet voor iedereen doen, maar soms is het appel van een gelaat te sterk en kun je niet anders dan deze ene mens helpen. Het is mijn manier om vorm te geven aan een dienstbare kerk. Ook mensen die ontslagen zijn uit ons psychiatrisch centrum, blijf ik soms nog zien, zij het niet met dezelfde frequentie als toen ze hier verbleven. Dat zou me sowieso niet lukken, maar zovelen zijn overal uitgerangeerd en hebben nauwelijks nog iemand die om hen geeft. Voor hen maak je het verschil door hen niet af te schrijven, niet te vergeten, te blijven ontmoeten. De christelijke naastenliefde uit zich wellicht in zo’n volgehouden liefdevolle nabijheid en in de langere blijvende betrokkenheid.
Naastenliefde stopt niet als de hulp voorbij is. Ze blijft en gaat voort.
Dat hangt er ook mee samen dat je de ander niet in de eerste plaats ziet als een psychiatrische aandoening, maar als mens, als kind van God. Dat zorgt voor gelijkwaardigheid en maakt wederkerigheid mogelijk.
Geduldig verdragen
De naastenliefde willen beleven, houdt tevens in dat je de ander niet afschrijft, maar hem of haar nabij blijft ondanks alles. Geduld hebben is een grote diaconale deugd. Veel mensen zitten vast in hun situatie en het lukt hen niet eruit te geraken. Bijgevolg komen ze soms week na week met hetzelfde verhaal. Je weet al wat ze gaan zeggen, en toch is het dan zaak nog eens te luisteren, geduldig, zonder morren.
Uithouden en verdragen als basis om de ander te dragen en bij te staan.
Cru gesteld: ik word betaald om te wachten en geduld te hebben. Anderen in de zorg hebben die luxe helaas niet. Ze moeten bepaalde diensten vervullen en die worden aangerekend. Pastores in de zorg mogen er onbaatzuchtig zijn voor de ander. We hebben en zijn een vrijplaats. Er moet niets.
In de psychiatrie ontmoet je de meest kwetsbaren die maatschappelijk vaak op een zijspoor kwamen te staan. Er hangt nog altijd een gigantisch taboe over alles wat met psychiatrie te maken heeft, al zijn er lovenswaardige initiatieven zoals Te Gek!? om dat taboe te doorbreken. Het mededogen met mensen die in de knoei zitten met hun geestelijke gezondheid, duurt meestal niet zo lang. Snel klinkt het advies: ‘Herpak uzelf toch eens!’ Het komt over alsof je geen karakter hebt en dan wordt het je eigen schuld als je in de miserie blijft zitten. Er is weinig mildheid voor langdurig mentale problemen. Velen beseffen niet hoe iemand gevangen kan zitten in een situatie en dat zo iemand niet zelf zijn bevrijding kan bewerken. Je trekt jezelf niet uit het moeras.
Samen bidden
Onze spirituele zorg omvat niet meteen de zondagse liturgie. We stimuleren de patiënten om, waar ze kunnen, aan te sluiten bij een kerkdienst in Duffel of bij hun lokale gemeenschap. Dat is goed voor hun (re-)integratie en het past in onze filosofie om verbinding te zoeken en te bewerken met de samenleving. Wel staan we in voor een breed gedragen en gewaardeerde kerstviering, voor een jaarlijkse bedevaart naar Scherpenheuvel en voor herdenkingsmomenten voor overledenen. Afhankelijk van wie gestorven is, zal zo’n ritueel meer op de persoon gericht zijn dan wel meer kerkelijk ingekleurd worden. Sowieso willen we in zo’n gebedsmoment het leven van die persoon in Gods handen leggen en aan hem toevertrouwen. In onze geriatrie zijn er patiënten die door ouderdom of ziekte hier sterven. Bij hen is er soms een stervenszegen. We kunnen een beroep doen op een aalmoezenier indien iemand vraagt om een biechtgesprek. Naast die strikt liturgische momenten die beperkt blijven, komt het wel geregeld tot individueel samen bidden. Dat gebeurt veelal in combinatie met een gesprek. Soms hanteren we daarbij klassieke vaste gebeden, andere keren komt het tot een spontaan gebed dat het voorbije gesprek integreert. Het gebeurt dat de patiënt zelf zo’n gebed formuleert.
Ook voor kerkhofbezoeken tracht ik tijd te maken. Andere zorgverleners hebben daar geen ruimte voor en het gebeurt wel vaker dat patiënten niet alleen durven te gaan. Ze hebben schrik van de emoties die naar boven zullen komen. Met familie en vrienden gaan ze ook niet meteen naar een begraafplaats. Toch is dat belangrijk in een rouw- of verwerkingsproces. De sfeer en de geladenheid zijn heel anders in de heen- en de terugrit.
Zelf vind ik het een groot voorrecht om met patiënten naar een begraafplaats te gaan, hen hun verhaal te laten doen, soms samen een klein ritueel aan het graf te hebben.
Dan zie je spontaan de symboolgevoeligheid openbloeien. Zo stond ik met een dame aan het graf van haar moeder en plots kwam een vlinder voorbij. Voor haar was dat een groet, een teken van haar moeder. Vredevol en opgelucht keren die mensen terug.
Emmaüsgangers
Er zijn patiënten die duidelijk vanuit hun geloof naar een gesprek vragen en die het belangrijk vinden daarover van gedachten te kunnen wisselen. Geloofsgesprekken hebben we hier dus zeker en vast. Ik ben blij te werken voor een zorginstelling die onder de zorg- en welzijnskoepel Emmaüs ressorteert. Veel van de Emmaüs-medewerkers zijn misschien niet meer vertrouwd met dat evangelieverhaal, maar voor mij blijft het een richtinggevend en inspirerend verhaal. Die twee leerlingen op weg naar Emmaüs zijn na Jezus’ dood compleet ontredderd. Met hen gaat Jezus incognito op stap. Hij laat hen op verhaal komen, beluistert hen, stapt met hen mee, maar doet tegelijk een eigen inbreng en laat zich aan tafel uitnodigen. Hij betekende duidelijk iets voor hen, maar Hij geeft hen ook de kans iets terug te doen. Dat is zo’n herkenbaar verhaal.
Ook hier zie je ontredderde mensen en wij mogen hen beluisteren. Tegelijk is het belangrijk dat ze iets kunnen terugdoen.
Onlangs nog had een sociotherapeut een platte band. Een patiënt die daarin handig is, fikste dat in een half uurtje. Op dat moment is hij even geen patiënt en kan hijzelf een ander helpen. Het is mooi dat zoiets gebeurt. Mensen de kans geven om hun waardering te tonen of iets terug te doen, is belangrijk voor hun zelfwaarde. Het geeft vreugde wanneer die wederkerigheid geschiedt. In het verhaal klinkt het dat de leerlingen hun hart brandde. Pas achteraf hadden ze door wie er in het spel was en herkenden ze Hem aan het breken van het brood. Ook ik mag incognito met mensen op weg gaan en hen beluisteren. Ik hoef niet in het lang en het breed uit te leggen vanuit welke inspiratie ik hen nabij ben.
Ik hoef geen catechese te geven. Mijn presentie is het belangrijkste en daarmee maken pastores in de zorg Gods naam waar: ‘Ik zal er zijn voor jou’.
Die onvoorwaardelijke aanwezigheid is een impliciete vorm van verkondiging.
Pannenkoeken op Lichtmis
Soms dient zich onverwacht een mogelijkheid aan om de geloofstaal binnen te brengen en expliciet te verkondigen. Naast pastor ben ik herstelondersteuner. Zo ben ik lesgever aan de HerstelAcademie. Met mensen met een psychische kwetsbaarheid komen we samen voor schrijfoefeningen in de mooie bibliotheek in Mechelen. Bewust kiezen we zo’n ontmoetingsplek in de samenleving om hun (re-)integratie te bevorderen. Telkens zijn we met twee begeleiders en we werken steevast met een thema. Op 2 februari hadden we het over het wachten in een donkere tijd, het uitkijken naar het voorjaar en de zon. Voor mij was dat geen toeval. Op 2 februari, het feest van Lichtmis, word je het lengen van de dagen gewaar. Sommigen hoorden het wellicht donderen in Keulen bij mijn uitleg over de opdracht in de tempel, pannenkoeken en kaarslicht. Tegelijk stel ik vast dat er vroeger meer weerstand was tegenover zo’n getuigenis, terwijl er vandaag onbevangen wordt geluisterd.
Het christelijke verhaal is onbekend geworden en daardoor krijgt het een exotisch kantje. Dat trekt dan weer aan.
Na mijn inleiding was er tijd om aan het schrijven te gaan. Daarna wisselen we erover uit. Een deelneemster vertelde over een miskraam die ze twee jaar ervoor op Lichtmis had gehad. Met haar partner kocht ze sindsdien op die dag een mattentaart om toch de verjaardag van hun kindje te vieren. Ze las haar opgeschreven tekst voor en die eindigde met de zin: ‘Lichtmis, groot gemis, zwaar verlies, Otis’. Nooit eerder had ze publiekelijk de naam van haar zoon uitgesproken. Alleen zij en haar partner wisten welke naam ze aan hem hadden willen geven bij de geboorte. Dat ze van mij hoorde dat Lichtmis ook een kinderfeest was, had haar over de streep getrokken om hiermee naar buiten te komen en ze zei dat ze in het vervolg geen mattentaarten meer zou kopen, maar pannenkoeken zou bakken. Mijn inleiding was voor haar een dankbare kapstok geworden om haar verdriet naar buiten te brengen en het een religieus kader te geven.
Onze schrijfsamenkomsten hebben geen therapeutische of pastorale bedoeling, en toch kan dat het gevolg zijn. Als zoiets gebeurt, dan geeft dat veel voldoening. Van zulke momenten leef je. Ze betekenen veel. Daar put ik energie uit. Telkens als je voelt dat je het verschil maakt of dat een (groeps)gesprek goed verlopen is, laadt dat mijn batterijen op. Door wat je doet en (niet) zegt, creëer je ruimte om te vertellen.
Je legt niets op, maar je biedt de mogelijkheid voor een ander perspectief, een nieuwe horizon, een moment van herkenning omdat anderen op een gelijkaardige manier lijden.
Aanvaarding, bevestiging of een nieuw inzicht kunnen het resultaat zijn. ‘Zo had ik het nog niet bekeken. Daar kan ik wat mee, dat helpt me verder.’
Batterijen opladen
Omringd zijn door velerlei collega’s vind ik ook belangrijk. Zij verrijken je met hun expertise en kunnen een klankbord zijn. Op adem kunnen komen bij elkaar helpt eveneens om je batterijen op te laden. Omgekeerd kan een verschil in visie energie kosten. Als je je moet verantwoorden voor jouw ideeën en aanpak omdat de collega’s op een andere golflengte zitten, kan dat zwaar op je wegen. Gelukkig ervaar ik dat niet meteen. Daarnaast zijn er nog een paar belangrijke energiebronnen voor mij. Vooreerst iets prozaïsch: ik fiets naar het werk en naar huis. Dat helpt om de cesuur te maken tussen werk en thuis en om het hoofd leeg te maken. Voorts hecht ik groot belang aan de heilzame kracht van de natuur. Rust vind ik in het Mechels Broek. En dan is er tot slot het cadeau van een geloofsgemeenschap waar ik op zondag mag bijtanken aan de christelijke bron: Onze-Lieve-Vrouw van Goede Bijstand in Brussel. Dat is tegelijk een netwerk van mensen die zorg dragen voor elkaar. Daar voel ik me gedragen en dat voedt mij om anderen te dragen. Zo is voor mij de cirkel rond, maar helaas stel ik vast dat onze patiënten dat geluk vaak niet kennen. In het UPC krijgen ze de ruimte om op verhaal te komen en is er ruimte voor geloofsgesprek, maar zodra ze ons centrum verlaten, is het voor hen bijzonder moeilijk om ergens aansluiting te vinden in de klassieke territoriale pastoraal. Wie gaat daar verder met hen op weg zoals met de leerlingen van Emmaüs?
Waar is er ruimte voor gewone babbels en existentiële gesprekken? Wie maakt in de parochies tijd en ruimte voor de ander? Wie wil er individueel met jou bidden?
Ik zie daar grote leemtes voor zulke geestelijke begeleiding en misschien kunnen de caritatieve en de territoriale pastoraal daartoe de handen in elkaar slaan. Ik hoor toch veel mensen zeggen dat ze zomaar een kerk binnenlopen om er een kaars te branden of even tot rust te komen, maar zelden treffen ze daar iemand aan die naar hen kan luisteren en bij wie ze op verhaal kunnen komen. Ook in onze kerkgebouwen zouden we veel meer moeten inzetten op presentie.
Het werk dat wij in zorginstellingen leveren om als pastores met mensen op weg te gaan, verdampt als dat geen vervolg krijgt en dat is bijzonder jammer. Waarom gebeurt dat niet?
Is er geen mankracht voor? Waarom maken de vrijgestelden en de gewijden in hun agenda geen ruimte om een luisterend oor te bieden aan wie toevallig voorbijkomt? Hoe wil je catechese geven aan mensen als je niet eerst hun levensverhaal kent en beluisterd hebt, als je niet eerst die mensen ontmoet hebt? Pas nadat je mensen aanhoorde, kun je misschien verkondigen.”
VERWERKINGSVRAGEN
- Wat typeert de christelijke naastenliefde als je er het getuigenis van Goedele Miseur op naleest?
- Hoe verhouden de dienstbaarheid, de verkondiging en de liturgie zich in het verhaal van Goedele Miseur?
- Welke energiebronnen zijn er om als gelovige een engagement vol te houden? Wat wordt er aanbevolen in de introductie en waar haalt Goedele Miseur haar energie?
- Waaruit put jijzelf je energie? Wat zijn jouw spirituele voedingsbronnen?