Met theoloog Johan Verstraeten, voorzitter van het Netwerk Rechtvaardigheid en Vrede constateert Emmanuel Van Lierde dat er nog altijd mensen uit de boot vallen van het bestaande hulpaanbod, waardoor engagement voor mensen in de marge noodzakelijk blijft.
Met priesters Daniël Alliet en Marcel Cloet ontdekken we hoe liefdadigheid (caritas) beslist nodig is, maar evenzeer is het uitermate belangrijk dat de kerk inzet op het empoweren van mensen en de structuren die onrecht veroorzaken (diaconie), aanpakt. Beide heren missen het profetisch spreken en handelen: mensen die hun nek uitsteken voor de meest kwetsbaren. House of Compassion in de Begijnhofkerk in Brussel, illustreert deze visie.
INZICHT
Altijd weer is er diaconaal pionierswerk nodig
“Ondanks de door de overheid geïnstitutionaliseerde sociale zekerheid en de officiële ontwikkelingssamenwerking zijn er nog altijd talrijke maatschappelijke problemen en menselijke noden waarop het politieke en administratieve beleid geen of onvoldoende antwoord geeft: armoede, het tekort aan woningen, de precaire situatie van mensen zonder papieren, de verdrukking van mensen in het Zuiden, de re-integratie van gevangenen, vrede door interreligieuze dialoog, de verrechtsing van de samenleving, enzovoort”, constateert theoloog Johan Verstraeten, voorzitter van het Netwerk Rechtvaardigheid en Vrede, in zijn bijdrage over het maatschappelijk engagement van de kerk in het boek De Kerk in Vlaanderen (UCSIA/Pelckmans, Kalmthout, 2022, p. 199).
Hoe inspelen op maatschappelijke uitdagingen?
Dat er nog altijd mensen uit de boot vallen van het bestaande hulpaanbod maakt dat maatschappelijk engagement voor deze kwetsbaren en verstotenen nodig blijft. Het nodigt geëngageerde mensen uit om altijd weer oog te hebben voor wie in de marge van de samenleving belandt. Het komt erop aan altijd weer de nieuwe noden en de nieuwe vormen van armoede te zien. Hoe bereiken de kerk en de christenen mensen die vandaag uit de boot vallen? Verslaving is net als armoede en ongelijkheid een blijvend fenomeen, al raken mensen soms aan nieuwe producten verslaafd. Er zijn alcohol, drugs, geneesmiddelen, gokspelen, porno,… Vaak is het een vlucht uit een samenleving of een situatie die voor mensen onleefbaar is geworden. Verder valt te denken aan aidspatiënten, aan vluchtelingen… En in toenemende mate is er ook de spirituele armoede, want hoeveel mensen zijn niet depressief, hebben een burn-out of pogen suïcide te plegen omdat ze zin en betekenis in het leven missen? In welke niches is vandaag diaconaal pionierswerk nodig? Welk soort diaconaal werk heeft onze Vlaamse kerk en samenleving nu nodig? Welke uitdagingen zien we (klimaatverandering, energiecrisis, kinderopvang…) en hoe spelen we erop in? Voelen we de urgentie aan van acute crisissen en durven we daar meteen nieuwe initiatieven voor uit te bouwen in plaats van bij het klassieke aanbod te blijven? Waartoe en voor wie zijn wij kerk?
Als kerk betrokken op en aanwezig in de samenleving
Die vragen beantwoorden vereist ook dat de kerk naar buiten gaat en naar de mensen toestapt, dat ze aanwezig is waar het leven van de mensen zich afspeelt. Alleen zo kan de kerk de vragen, de noden en de uitdagingen van deze tijd ontdekken. Daarom blijft het belangrijk dat christenen en kerkelijke vertegenwoordigers (beroepskrachten) deel hebben aan het sociale weefsel in hun buurt en contacten hebben in de maatschappij, ook omdat de aanpak van de maatschappelijke problemen best kan geschieden in samenwerking met andere partners, schouder aan schouder. Niet blijven hangen in het klassieke en bestaande diaconale aanbod (wat mogelijk door de vergrijzing en de krimp ook niet vol te houden is om alles te blijven doen en te blijven aanbieden wat we in het verleden deden en aanboden – ook dat dwingt om toekomstgerichte keuzes te maken), maar durven in te spelen op nieuwe noden, vereist een grote presentie in de samenleving. Anders is het niet mogelijk te zien wat er leeft, te oordelen wat nodig is en te handelen ten bate van wie vandaag uit de boot valt. Gelukkig zijn er nog altijd een indrukwekkend aantal vrijwilligers die zich met hart en ziel engageren voor gevangenen, vluchtelingen, daklozen, zieken, mensen in armoede, verslaafden, mensen met depressie enzovoort of die zorg dragen voor de schepping. Zij zoeken antwoorden op de schreeuw van de armen en van de aarde. Samen vormen die vrijwilligers en hun organisaties het actieve middenveld dat weliswaar politiek onder druk staat, maar dat een levenskrachtige getuigenis blijft van de maatschappelijke relevantie van het evangelie.
Gerechtigheid en liefde
Laten we trouwens niet vergeten dat zelfs in een verzorgingsstaat als de onze met een sterk uitgebouwde sociale zekerheid er nog altijd mensen zijn die uit de boot vallen. De digitalisering bijvoorbeeld creëert vandaag nieuwe analfabeten, mensen die niet mee zijn op de digitale snelweg en daardoor kansen missen. Zelfs de meest rechtvaardige samenleving heeft nood aan liefde, omdat een leven zonder lijden en pijn niet bestaat. Dat maakt dat er altijd vraag zal zijn naar troost, liefdevolle aandacht, warme nabijheid en hoop. Niet de staat maar een medemens droogt je tranen en kan met je meelijden. Gerechtigheid is nodig, maar volstaat niet. We willen ook liefde ervaren. “De mens leeft niet van brood alleen” (Deuteronomium 8, 3; Mattheüs 4, 4).
GETUIGENIS
Naastenliefde volgens priesters Daniël Alliet en Marcel Cloet, betrokken bij het House of Compassion in de Brusselse Begijnhofkerk
Marcel Cloet: “Het zien van de nood van een ander, diens gelaat en blik in de ogen, laat je, als je een beetje mens bent, niet onverschillig. Dat heeft niet per se met geloof te maken, maar met menselijkheid tout court.
Het geloof kan wel een extra stimulans bieden om mensen in nood te helpen en die drive om anderen nabij te zijn wordt ook bevestigd vanuit je geloof als de juiste keuze.
De christelijke traditie bevat veel teksten die je kunnen inspireren tot naastenliefde. Het christendom was zeker een motor voor veel sociale inzet, maar ook buiten het christendom gebeurt veel goeds. Ik onderschrijf de inhoud van mijn godsdienst en zou die niet willen inruilen, maar anderen kunnen vanuit hun levensbeschouwing evengoed tot engagement komen. Mijn geloof geeft me richting, stuurt mijn keuzes, moedigt me aan in de voorkeursoptie voor de armen en de uitgestotenen. Soms leidt het christendom tot een radicaliseren van je liefde en van de keuzes die je maakt.”
Daniël Alliet: “Zoals exegeet Peter Schmidt stelt, is het Bijbelse geloof ongehoord – naar de titel van zijn boek over de Bergrede, de grondwet van het christendom. Ik was bij het begin van mijn opleiding niet zo enthousiast over veel gangbare theologie. Als er iets begon te bewegen zoals bij de bevrijdingstheologie, vroegen sommigen: ‘Is die theologie niet gevaarlijk?’ ‘Was ze maar gevaarlijk’, luidde mijn reactie.
Het christelijke geloof zou ons moeten uitdagen tot radicale naastenliefde, zowel in de intermenselijke relaties als in de grotere verbanden van de samenleving en de wereld.
Het geloof heeft me mee gemaakt tot wie ik ben, maar ik ben een mens als een ander. Mens-zijn en christen-zijn loopt door elkaar, dat valt niet te scheiden. Je kunt geloof en leven niet uit elkaar halen. Wat ik voor anderen doe, dat doe ik als de Daniël die ik geworden ben, mede door mijn geloof. Ik doe dat niet ‘omwille van Christus’. Het is gewoon doen wat moet gedaan worden, zoeken om het goede te doen. Trouwens, in de parabel over het Laatste Oordeel (Mattheüs 25) wisten die mensen ook niet dat wat ze deden, aan Christus werd gedaan. Anderen vragen niet om geholpen te worden als Christussen, maar om wie ze zelf zijn. Ik laat me vooral inspireren door de revolutionaire ethiek van Emmanuel Levinas. Je ziet het gelaat van de mens in nood. Wat doe je dan? Hoe reageer je op dat appel dat uitgaat van het gelaat? Dat is de kernvraag.”
Marcel Cloet: “Ook al heeft het geloof mee bepaald wie wij zijn, alles vertrekt vanuit ons mens-zijn. Daarin spelen veel toevalligheden: de plaats waar en de tijd waarin we geboren werden en opgroeiden, het nest waarin we groot werden, onze leraren en professoren, de jobs die we uitoefenden. Ik mocht 26 jaar lang actief zijn in de arbeidersbeweging. Dat was een groot cadeau. Het deed me steeds weer vanuit de realiteit en het leven vertrekken en niet vanuit mooie theorietjes. Zoveel ervaringen maken je tot wie je bent. Alles begint bij mens met de mensen zijn.
Wat leerde ik over priester-zijn? Dat het begint bij een goed mens zijn. Dat is al een stevige opgave.
Daarna is het je opdracht een voorbeeld te geven van christen-zijn. Dat is een tweede grote uitdaging. Pas in derde instantie volgt het dienstwerk dat je in de gemeenschap opneemt. Als je niet in het eerste en het tweede slaagt, dan kun je ook geen goede voorganger zijn. Die volgorde is niet onschuldig. Je moet eerst werken aan dat mens-zijn en aan het humane, vervolgens aan het christen-zijn en pas dan kun je herder worden.”
Daniël Alliet: “De Franse filosoof, theoloog en psychoanalyticus Maurice Bellet publiceerde in 1967 het boek La peur ou la foi. Karikaturaal gesteld wees hij erop hoe de kerk zichzelf totaal vastgereden had door buiten de concrete werkelijkheid en het geleefde leven te staan. Toegepast op de priesteropleiding en het priesterschap kun je met Bellet stellen dat een gewijde bedienaar niet mag werken – de priester-arbeiders werden veroordeeld –, niet mag denken – hij moet de dogma’s accepteren – en niet ten volle mag liefhebben – het celibaat, weet u wel. Alles wat een mens typeert – werken, denken en liefhebben –, moet een priester opzijzetten en uitschakelen omdat hij zogezegd ‘hogere dingen’ te doen heeft. Dat moest wel tot aberraties leiden. Mens-zijn moet altijd de basis vormen.
Menselijkheid houdt effectief in dat je niet onverschillig blijft voor de kreten van de armen en van de aarde. Veel theorie heb je daarbij niet nodig, op het doen komt het aan.
Stop met mensen in hokjes te steken. De orthopraxie gaat boven de orthodoxie. Wat weten we over God? We hebben Hem niet in onze zak. Hij is altijd anders dan we denken. Meister Eckharts belangrijkste gebed is: ‘God, bevrijd me van God opdat de ware God kan bovenkomen’. Het is in die kreten van de armen en de aarde dat we iets van God op het spoor komen. De interreligieuze dialoog leerde me ook dat als we naar het mysterie gaan, naar de mystieke diepten, dat we dan steeds meer op elkaar gelijken. Het is zoals met een fietswiel. Aan de randen zijn er veel uiterlijke verschillen, maar hoe meer je langs de spaken naar het centrum komt, hoe meer we één worden. Ik wil niets afdoen aan het eigene van het christendom, maar de vraag wie gelijk geeft, is niet relevant. Nogmaals, het komt aan op onze liefde en op het goede doen. Is wat ik doe katholiek te noemen? Voor mij wel, maar anderen kunnen evengoed zulke goede werken verrichten zonder katholiek te zijn. Als het goede maar gebeurt. In het House of Compassion zijn de gulden regel en de Bergrede het uitgangspunt.”
Marcel Cloet: “De mooiste bladzijden van de kerkgeschiedenis zijn die waar de werken van barmhartigheid gerealiseerd werden, waar heiligen groots waren in naastenliefde en waar congregaties pionierswerk verricht hebben in zorg en onderwijs.
Maar ik stel vast dat dat alles vaak beperkt bleef tot liefdadigheid en dat de kerk naliet te kijken naar de structurele oorzaken achter armoede en onrecht. Je moet ook structuren aanpakken.
Denk aan dat gezegde: ‘Geef iemand een vis en hij heeft eten voor één dag. Leer iemand vissen en hij zal altijd te eten hebben’. Een uitspraak van dom Hélder Câmara is me dierbaar: ‘Als ik eten geef aan de armen, noemen ze me een heilige. Als ik vraag waarom de armen geen eten hebben, noemen ze me een communist’. De kerk schopt niet graag tegen de schenen, ze is liever braaf caritatief bezig. Er is nochtans de profetische traditie. Liefdadigheid is beslist nodig, maar je moet evenzeer inzetten op het empoweren van mensen en de structuren die onrecht veroorzaken, aanpakken. Daar blijft de kerk het evenwel moeilijk mee hebben.”
Daniël Alliet: “De naastenliefde wordt al te vaak gereduceerd tot intermenselijke liefdadigheid. Ook de ethiek van Levinas wordt vaak gereduceerd tot de verhouding van mens tot mens, hoewel hij klaar en duidelijk stelt dat geloof zonder politieke dimensie vluchtgeloof is. De afdelingen van Poverello zijn broodnodig – ze verschaffen effectief brood aan de hongerigen – en als ze niet bestonden, moesten we ze in het leven roepen, maar dat mag niet het enige zijn wat we doen voor de armen.
Er is ook een strijd nodig om de oorzaken van de ongelijkheid en de armoede weg te werken.
Je moet naast de mensen gaan staan en mee hun strijd voeren voor emancipatie. Door dat te doen, geven we het evangelie handen en voeten. Zo bewerken we bevrijding. Mijn inzet voor daklozen en mensen zonder papieren heeft me ook altijd geholpen om bij de kern van mijn geloof te blijven en om de essentiële vragen te blijven stellen. Moslims en humanisten sloten zich aan bij onze acties voor daklozen en vluchtelingen, en omgekeerd sloot ik me aan bij hun projecten. Zij begrepen dat het ons om humaniteit en beschaving ging, al wisten ze zeer goed dat wij dat vanuit ons geloof deden. Ik hoef niet over God en geloof te spreken, mijn daden maken duidelijk vanuit welke identiteit ik dat doe. Ik vond het een mooi compliment dat moslims me bedankten omdat ik niet weggelopen ben, maar in Molenbeek gebleven ben met Café La Paix waar onze gemeenschap met daklozen en sans-papiers huisde. Ik liet hen niet in de steek, maar bleef hen graag nabij vanuit de overtuiging dat elke mens telt en vanuit de strijd voor gelijke kansen voor iedereen. Je moet jezelf blijven vanuit je overtuiging en terzelfdertijd openstaan voor de anderen. Zo kun je ook samen strijden voor meer menselijkheid.”
Marcel Cloet: “Het gedweep in onze maatschappij met neutraliteit verlamt ons. We hebben een actief pluralisme nodig dat ruimte geeft aan initiatieven vanuit het geloof. Het is niet goed geloof naar de privésfeer te verbannen. Gelovigen willen zich juist als burgers kunnen engageren voor een betere samenleving. Daarnaast is er iets merkwaardigs aan de hand dat we binnenkerkelijk vaak het verwijt kregen niet katholiek genoeg te zijn, terwijl buitenkerkelijk de appreciatie groot was en zij zeer goed snapten dat we als katholieken hulp boden. Veel van onze projecten en acties gingen door in de Begijnhofkerk en de mensen wisten maar al te goed dat wij priesters zijn. Dan moet je het toch niet de hele tijd over God en geloof hebben. De mens in nood wacht daar niet op, die wil geholpen worden en zijn nood gelenigd zien.”
Daniël Alliet: “Hoe maak je je katholieke identiteit zichtbaar? Ik zou daar niet te veel bij stilstaan. Doe gewoon wat je denkt te moeten doen. Over een zoon zeggen we soms: ‘’t Is just z’n voader’. Waarom dat zo is, valt vaak moeilijker uit te leggen. We herkennen bepaalde trekken. We stellen die identiteit vast, al had die zoon wellicht geen enkele bewuste bedoeling om in die richting en het spoor van zijn vader te gaan. Mag het ook zo zijn met onze gelovige identiteit? Dat we daar niet bewust naar streven, want dan wordt het wellicht iets kunstmatigs. Neen, wees ontvankelijk voor wat zich aandient en doe wat moet gebeuren.”
Marcel Cloet: “Ik maak me zorgen over de toekomst van de diaconale inzet vanuit de kerk. Vroeger had je sociaal bewogen onderpastoors en het christelijke middenveld. Vandaag zijn de vrijgestelden in de kerk toch vooral actief in de parochies en daar ligt hun focus op liturgie en catechese.
Veel tijd voor diaconie blijft er niet over, laat staan om er structureel rond te denken en te werken.
Sterkhouders zijn wellicht de campagnes van Welzijnszorg en Broederlijk Delen. Volgens mij zou het goed zijn dat elk bisdom een of meerdere kerken kiest waar voorrang gegeven wordt aan de diaconie zoals in de Brusselse Begijnhofkerk. Naast ruimtes voor diaconie moeten natuurlijk ook mensen vrijgesteld worden om dat sociale en profetische gelaat van de kerk te belichamen. Het is toch ook op die terreinen dat de maatschappelijke relevantie van het geloof zichtbaar wordt? Zonder diaconie is die relevantie gehandicapt. Juist de diaconie maakt het christendom geloofwaardig en relevant.”
Daniël Alliet: “Je daden zijn niet het beste, maar het enige middel om een ander te overtuigen van je geloof, stelde Albert Schweizer. Als je daden niet beantwoorden aan je woorden, is het ijdele praat. Ooit werd me gevraagd of ik niet wou verhuizen naar Vlaams-Brabant omdat daar minder priesters zijn en er daar dus meer nood was aan voorgangers voor de liturgie. Alsof het diaconale werk in Brussel niet belangrijk is. Je kunt in Brussel niet naast de noden kijken, je struikelt er letterlijk over de armoede, over de tentjes en het karton van de daklozen en de vluchtelingen.
Soms kan er effectief burgerlijke of ook wel eens kerkelijke ongehoorzaamheid ontstaan vanuit het zien van die miserie.
Zonder zulke ongehoorzaamheid waren de vrouwenrechten nooit gerealiseerd. Zonder protesten waren er nooit rechten voor de zwarten gekomen. Hongerstakingen voor mensen zonder papieren kunnen gelijkaardig helpen om hen recht te verschaffen. Als je weet waarom die vluchtelingen uit hun land vertrokken zijn en wat ze vaak onderweg hebben meegemaakt, dan kun je hen toch niet in de kou laten staan. Vanuit ons luxeleven hebben we er veelal geen gedacht van hoe schrijnend de levenssituatie van veel mensen is. Sommigen hebben nooit papieren gehad, hoe zouden ze er dan ooit kunnen verwerven? Op papier bestaan ze niet en dus hebben ze geen rechten, maar ze zijn hier wel. Zijn dat geen medemensen? De wereld staat in brand en wij kijken doodleuk weg.”
Marcel Cloet: “Het zijn geen kleine uitdagingen waar we voor staan. Veel van die problemen kunnen wij niet onmiddellijk oplossen, maar dat mag geen reden zijn om er niet meer over te spreken. Neen, we moeten juist op die problemen blijven wijzen.
We mogen er niet aan gewennen dat jaarlijks duizenden mensen verdrinken in de Middellandse Zee. Ook al weten we geen oplossing.
We moeten dat onrecht blijven aanklagen zoals paus Franciscus dat sinds zijn aantreden onophoudelijk doet. Een leidersfiguur kan veel veranderen door de klemtonen die hij legt in zijn beleid. Deze paus is een zegen voor al wie het sociaal engagement genegen is en zich vanuit het evangelie wil inzetten voor een betere wereld.
Daarom is het beleid dat onze bisschoppen voeren, cruciaal. Als zij de diaconie niet vooropstellen, dan zal ook aan de basis daar niet meer op ingezet worden. Het doet me denken aan het engagement van veel bisschoppen die aan het einde van het Tweede Vaticaans Concilie het catacombenpact ondertekenden. Ze schaarden zich daarmee achter een sobere levensstijl en de voorkeursoptie voor de armen, de jongeren en de aarde. Ze beschouwden hun strijd voor rechtvaardigheid en vrede als pastoraal handelen. Het profetische spreken van de leiders geeft rugdekking aan de mensen die zich aan de basis engageren. Anders hebben die schrik en durven die hun nek niet uit te steken.
Elke winter slapen in onze steden mensen buiten in de vrieskou. Blijkbaar worden we dat gewoon en accepteren we dat. We gaan niet meer in het verzet. De grenzen worden verlegd. Dat klopt niet. De kerk zou daartegen moeten revolteren. Ik mis dat profetisch spreken. We hebben profetische mensen nodig die zich durven uit te spreken. Profeten zijn vermoord, niet omdat ze brood uitdeelden, wel omdat ze tegen de schenen schopten van de machthebbers. Laat ons als christenen niet te braaf zijn. Durf de machthebbers te bevragen. Durf aan de kant van de slachtoffers te gaan staan.”
Daniël Alliet: “Power corrupts. De kerk denkt nog te veel dat ze haar eigen belangen moet verdedigen en daardoor ontbreekt het haar meermaals aan een vrijmoedig spreken. Alsof het instituut belangrijker zou zijn dan de mens. Ik geef een voorbeeld. Er was eens de idee om de zes lege kamers van een pastorie te vullen met vluchtelingen. Het bisdom raadde dat af, want zou de overheid niet vinden dat die pastorie dan oneigenlijk werd gebruikt en ze afnemen van de pastoor.
Omdat de kerk de voordelen die ze geniet, wil beschermen, staat ze altijd weer op de rem in plaats van waarachtig getuigenis af te leggen.
Zie toch eens de realiteit en de noden die er zijn. Zie de mens. Christus is gekomen opdat de mensen leven zouden hebben en wel in overvloed (Johannes 10, 10). Toon eens dat je dat evangelievers serieus neemt en probeer christelijk te leven. Durf te leven met de armen, durf hen te omarmen en bij te staan. Die mensen vormen je. Je moet niet altijd veel doen, wees hen eenvoudig nabij, luister en deel hun leven. Je zal gaandeweg inzien dat er echt werk gemaakt moet worden van een andere samenleving die geen armen en slachtoffers meer maakt.”
Marcel Cloet: “Het zijn de armen die ons evangeliseren. Zij leren ons wat het evangelie betekent. Het komt tot stand, daar waar aan bevrijding wordt gewerkt.”
VERWERKINGSVRAGEN
- “Was de theologie maar gevaarlijk”, verzucht priester Daniël Alliet. Vind jij de theologie over het algemeen te braaf en waarom? En omgekeerd: wanneer wordt theologie volgens jou gevaarlijk? Waar ligt voor jou haar “explosief” potentieel?
- Uit het getuigenis van beide priesters blijkt sterk dat alles voor hen begint bij humaniteit, bij goed mens-zijn. Is het christendom ook voor jou in de eerste plaats een humanisme (of een ethiek) en hoe vormt goed mens-zijn ook voor jou de basis van geloven? Is naastenliefde dan een vorm van ethiek of zie je toch verschillen en zou je dat “christelijk humanisme” liever als iets unieks bestempelen?
- Vaak associëren mensen het christendom met dogma’s of met geboden en verboden, maar uit het getuigenis blijkt dat “de orthopraxie boven de orthodoxie” gaat. Wat kan daarmee bedoeld worden? Hoe begrijp jij dat?
- Steeds weer is er diaconaal pionierswerk nodig. Welke nieuwe noden en nieuwe vormen van armoede zie jij in onze samenleving opduiken en hoe kunnen christenen daarop inspelen? Hoe hangt dat samen met de maatschappelijke relevantie van het christendom?
- Naastenliefde heeft ook een politieke dimensie volgens Daniël Alliet en ze moet ook gericht zijn op het aanpakken van structurele oorzaken. Waarom moet de naastenliefde volgens jou verder gaan dan individuele liefdadigheid? Waarom is dat onvoldoende of wat zijn de risico’s daarvan als het beperkt blijft tot liefdadigheid?