Kan de Bergrede een politiek beleidsinstrument zijn? We staan samen met abt Marc Fierens van de norbertijnenabdij in Averbode stil bij deze vraag.
Eerst geeft Emmanuel Van Lierde ons de nodige achtergrond mee. Daarna ontdekken we hoe de abt dit concreet probeert te maken in zijn werk en leven.
INZICHT
Heilige helden van de caritas
“Met de Bergrede kun je niet aan politiek doen. Hoe vaak heb ik dat al niet horen zeggen? Wel, het feest van Allerheiligen spreekt dat tegen, want de vele heiligen zijn de vele getuigen die in het voetspoor van Jezus en in het spoor van de Bergrede gegaan zijn en zo de werkzaamheid van de Blijde Boodschap bewezen hebben – ze werden en zijn een zegen”, zo begon kardinaal Reinhard Marx, aartsbisschop van München en Freising zijn homilie op 1 november 2022 in de parochiekerk Herz Jesu in Neuhausen, München, tijdens een eucharistie die live op de Duitse televisie ARD werd uitgezonden. Wie kiest voor de navolging van Christus, die oriënteert volgens de Duitse kardinaal zijn leven op de principes van de Bergrede. Ze willen dat de armen erbij horen, dat verzoening tot stand komt, dat er geijverd wordt voor gerechtigheid. Zo worden ze vredesstichters, zachtmoedigen en rechtvaardigen. De boodschap van de Bergrede en van het feest van Allerheiligen blijft volgens Marx ook nu o zo belangrijk, omdat ze een andere kijk op de geschiedenis toelaten:
Het gaat om de blik van God op de mensen. De kerk moet de weg van de navolging van Christus bewandelen om zo teken en werktuig van het Rijk Gods te zijn (Reinhard Marx).
Alleen zo ontstaat een alternatief voor polarisering, nationalisme, oorlog en verdeeldheid. De vele heiligen, gecanoniseerd of niet, gaven en geven het Rijk Gods gestalte, en ze kunnen anderen inspireren eveneens de weg van Jezus te gaan.
Heiligen zijn werkelijk voorbeelden van een leven dat doordrongen is van liefde tot God en tot de naaste. Velen onder hen blonken uit in diaconie en caritas. Hun levensverhalen behoren tot de topbladzijden van het geschiedenisboek van de kerk. Het lijstje heiligen van Martinus van Tours (circa 316-397) over Vincentius a Paolo (1581-1660) en Petrus Jozef Triest (1760-1836) – de Belgische Vincentius – tot Pater Damiaan (1840-1889) en Moeder Teresa (1910-1997) en zovele anderen die heldhaftig waren in de naastenliefde, is eindeloos. Zich verdiepen in hun levensverhaal kan aanzetten tot gelijkaardige heldhaftigheid. We kunnen attitudes, gedragswijzen en levensstijlen van die grote en kleine heiligen overnemen. “Woorden wekken, voorbeelden strekken”, zegt het spreekwoord. Het is niet zozeer een logische redenering die ons aanzet tot generositeit, maar het getuigenis van mensen die in moeilijke omstandigheden dappere keuzes maakten ten bate van hun medemensen.
Veel van deze heiligen van de naastenliefde waren bovendien stichters van religieuze congregaties of bewegingen die zich wensten in te zetten tegen onrecht en die de noden van hun tijd wensten te lenigen. Bij hun ontstaan waren die gemeenschappen van mannen of vrouwen vaak zeer innovatief en baanbrekend. Ze waren de eersten om bepaalde nieuwe noden te zien en daarop in te spelen, om taboes te doorbreken en nieuwe initiatieven op te zetten ten bate van noodlijdenden, armen en zwakken. Meer dan in de diocesane kerk lag en ligt de focus bij de religieuzen op de profetische dimensie van de kerk en op de caritas. Zij durfden en durven out of the box te denken, nieuwe dingen uit te proberen en oude wegen te verlaten.
Voor de vergrijzende congregaties in onze contreien is het de vraag hoe ze hun charisma kunnen doorgeven aan professionals en medewerkers die hun dienstwerk voortzetten en of ze in staat zijn hun charisma te actualiseren.
Congregaties die ook nu weten in te spelen op nieuwe noden, hebben vaak nog toekomst, terwijl het klassieke werk in onderwijs en zorg ondertussen vaak overgenomen werd door professionals en er in die specifieke congregaties ook geen nieuwe roepingen bijkwamen. Toch blijft de profetische aanpak en het charisma van de religieuzen relevant en belangrijk. Soms zal het oude verdwijnen, maar de uitdaging blijft om voorlopers te zijn in het aanwijzen van nieuwe noden en blinde vlekken in de zorg voor de minsten, de armsten en de zwaksten die uit de boot vallen. Over die buitengewone bijdrage van de religieuzen staat het volgende te lezen in het Compendium van de sociale leer van de kerk nr. 540: “Hun schitterende getuigenis, in het bijzonder in situaties van zeer grote armoede, vormt voor iedereen een herinnering aan de waarden van heiligheid en van belangeloze dienstbaarheid aan de naaste. De totale zelfgave van de religieuzen biedt zich ter overweging van iedereen aan als een welsprekend en profetisch teken van de sociale leer: door zich volledig ten dienste te stellen van het mysterie van de liefde van Christus voor de mens en de wereld, manifesteren de religieuzen met hun leven zelf sommige karakteristieken van de nieuwe mensheid die de sociale leer wil bevorderen en anticiperen ze op deze karakteristieken. In kuisheid, armoede en gehoorzaamheid plaatsen gewijde personen zich ten dienste van de pastorale naastenliefde, in het bijzonder door gebed, waardoor zij Gods plan voor de wereld contempleren en de Heer smeken opdat Hij het hart van elke mens opent zodat Hij bij zichzelf het geschenk van de nieuwe mensheid, de prijs voor het offer van Christus, verwelkomt”.
GETUIGENIS
Naastenliefde volgens Marc Fierens, abt van de norbertijnenabdij van Averbode
“De kerk is niet primair een instituut, maar een levende gemeenschap, gedragen door geloof en liefde. Abdijen behoren plaatsen te zijn waar mensen zo’n vitale christelijke gemeenschap kunnen ervaren. Drie elementen vormen al sinds de vroege kerk – zoals beschreven in de Handelingen van de apostelen – de essentie van zo’n gemeenschap: communio, cultus en caritas. Kerk-zijn is wezenlijk gemeenschap vormen (communio), een gemeenschap die gericht is op God in gebed en liturgie, vooral in de eucharistie (cultus), maar ook een gemeenschap waar mensen zich in liefde inzetten voor elkaar en voor de noden van velen (caritas). Die drie C’s vormen het DNA van onze canonicale abdijgemeenschap.
Regel van Augustinus
Norbertijnen zijn geen monniken, maar reguliere kanunniken die leven volgens de Regel van Augustinus. Die Regel dateert uit het einde van de vierde eeuw en is de oudste westerse kloosterregel. Benedictus nam trouwens veel over uit Augustinus’ Regel, die evenzeer breed verspreid is. Naast de norbertijnen gebruiken de dominicanen diens Regel, net als veel moderne congregaties uit de 18de en de 19de eeuw. Dat komt omdat die zo vlot toepasbaar is, wat handig is voor orden en congregaties met een ‘vita mixta’, een leven dat contemplatie met pastorale activiteiten combineert. De Regel van Augustinus is kort, amper enkele bladzijden, terwijl die van Benedictus concreter en uitvoeriger is.
Wellicht schreef Augustinus die Regel niet zelf, maar was het een monnik uit zijn klooster die op basis van hun leefwijze en van geschriften, toespraken en preken van Augustinus die Regel opstelde. In die tijd leefden kloosters niet strikt volgens één regel. Elk klooster had eigen voorschriften en gebruiken, zoals dat nu nog het geval is in de orthodoxe kerk. Er zijn trouwens twee kloosterregels die onder de naam van Augustinus doorgegeven werden. Wat opvalt, zijn de overeenkomsten tussen de Regel en de andere geschriften van Augustinus. Je kan de Regel derhalve lezen als een concretisering van de spiritualiteit en de theologie van Augustinus. Die Regel voert je naar de kern van het christelijke leven. Het kloosterleven is niets anders dan christelijk, kerkelijk leven. Het is de navolging van de eerste gemeenschap van christenen in Jeruzalem zoals dat leven beschreven wordt in de Handelingen. Dat is de bedoeling.
Bovenal de liefde
Augustinus is de kerkvader van de liefde. Hij staat altijd afgebeeld met een brandend hart, symbool van de naastenliefde en de caritas. Augustinus herleidt alles tot de liefde. Hij steunt daarvoor vooral op de eerste Johannesbrief. Uniek is bovenal dat hij de liefde tot de naaste en de liefde tot God gelijkstelt. Er is voor hem maar één liefde. We kunnen God niet beminnen zonder de naaste lief te hebben en omgekeerd. De definitie uit 1 Johannes 4, 8 – ‘God is liefde’ – keert hij zonder aarzelen ook om: ‘liefde is God’. Daar is hij sterk van overtuigd en dat is voor hem de kern van het christen-zijn. Zijn strafste teksten zijn trouwens Augustinus commentaren bij de eerste Johannesbrief.
Er is bij Augustinus duidelijk een primaat van de caritas, maar die liefde omvat de communio en de cultus. Die drie C’s behoren tot de ene liefde. Liefde gaat uit naar de ander en roept je op tot verbondenheid met de ander. Ze voert vanzelf naar communio. En in de verbondenheid met elkaar kom je tot de verbondenheid met God, de cultus. De liturgie en het gebed zijn de bron die onze relatie met God en met elkaar voedt en oriënteert. De sacramenten versterken en sturen onze liefde. Ze hebben trouwens geen zin zonder liefde. Wat zouden we zieken zalven als we hen niet bijstaan en beminnen? Hoe zouden we eucharistie kunnen vieren als we elkaar naar het leven staan, als we niet zouden openstaan voor elkaar? In de cultus stel je je open voor de liefde van God en je hoort er de oproep om je naaste lief te hebben. Gods Woord is altijd een oproep tot bekering en tot naastenliefde. Dat appel van Gods Woord probeer je buiten de cultus te realiseren in je handelen. Zijn Woord zindert mee in je leven. En het is vanuit de gemeenschap en de liturgie dat we gezonden worden om in liefde dienstbaar te zijn waar we kunnen.
Elke mens is een tempel van God en daarom moeten we God ook vereren in de naasten en niet alleen in de cultus.
Voor een christen is alles liefde en het kloosterleven zelf heeft geen andere ambitie dan teken te zijn van die liefde. Wij zijn geneigd alles op te delen in hokjes. We scheiden het verticale – de relatie met het transcendente – en het horizontale – de menselijke verbondenheid. We delen ons leven op in bidden, werken, vrije tijd en slapen. We maken een onderscheid tussen liturgie, catechese, diaconie, gemeenschapsopbouw, pastoraal… Bij Augustinus loopt alles in elkaar en is alles met elkaar verbonden vanuit de liefde. Hij heeft gelijk. Als je de zaken van elkaar scheidt, dan klopt het niet.
Geen individualisme
Let op: christelijk geloven is geen individuele aangelegenheid. Bij de kerkvader ligt de nadruk op het zoeken en het vinden van God in de gemeenschap. Pas in de onderlinge verbondenheid, liefde en eenheid kun je God vinden. In de aanvang van zijn Regel stelt hij: ‘Allereerst moet u eensgezind tezamen wonen, één van ziel en één van hart op weg naar God’. Augustinus is er dus van overtuigd dat de gerichtheid op het eigen ik en het individualisme de authentieke beleving van het evangelie in de weg staat. Het is in onze verbondenheid met elkaar dat we verbonden zijn met God en vice verse. God wordt gevonden in de eenheid van de gemeenschap en in de liefde en de inzet voor elkaar. Voor die sterke gemeenschapsgedachte spiegelt hij zich aan het getuigenis van de eerste christenen in de Handelingen die één van hart en ziel waren, die geen behoeften hadden omdat ze alles met elkaar deelden.
Het gemeenschapsleven is voor Augustinus de enige manier om werkelijk christelijk te leven. De ultieme ambitie is dat de hele mensheid zou één worden in liefde om tot het mysterie van God te komen. Zo’n diepe eenheid kun je niet in je eentje bewerken. Het vereist een vorming om één van hart en één van ziel te kunnen worden. Als bisschop van Hippo verwachtte Augustinus daarom ook van zijn priesters en diakens dat ze in gemeenschap zouden wonen. De gemeenschap is de leerschool in het christelijke leven en alles met elkaar delen is daarbij cruciaal. Je houdt de dingen niet voor jezelf. Augustinus’ visie blijft actueel en radicaal als het gaat over het beleven van de kern van het evangelie. Niemand zoekt zijn eigen voordeel, als christen vertrek je vanuit het gemeenschappelijke belang. De gemeenschap heeft voorrang op het persoonlijke. Dat staat uiteraard haaks op onze individualistische tijdgeest.
Concrete werken
De norbertijnenabdij van Averbode nam de caritas altijd ernstig door bij te dragen aan de sociale, maatschappelijke en culturele groei van de regio rond de abdij.
De norbertijnen zochten het leven van de mensen uit hun omgeving te verbeteren door er liefde binnen te brengen en ze hebben pionierswerk verricht in landbouw, onderwijs en armenzorg.
Hoewel onze abdij aanvankelijk afgelegen lag, was er een armenhuis dat tijdelijke opvang bood aan mensen in nood en werd er voedsel bedeeld aan de noodlijdenden, onder meer via een gleuf aan de poort zodat die hulp ook anoniem kon verlopen. Als werkgever bood de abdij mensen ook werk aan en ving hen zo op door hen een job te bieden. Ook in onze missies in Brazilië en Denemarken stonden de armenzorg en het onderwijs naast de pastoraal centraal. Het opvangen, opvoeden en onderwijzen van kinderen is cruciaal voor hun toekomst. Die overtuiging lag aan de basis om scholen te starten in het Antwerpse. Dat alles behoort tot ons dienstwerk.
In onze Constituties staat dat onze verkondiging breder moet zijn dan alleen het Woord verkondigen. Je realiseert dat evenzeer in de gemeenschapsopbouw en in je liefde en dienstbaarheid voor mensen in nood.
Sowieso besteden we een deel van onze inkomsten aan giften voor sociale projecten, armenzorg, educatieve projecten in binnen- en buitenland, maar belangrijker is dat we de caritas concreet beleven.
Dat begint in de eigen gemeenschap en dat is geen geringe opdracht om één van hart en ziel te leven met elkaar, om te komen tot een ‘doorleefde spiritualiteit’. We zijn er als confraters voor elkaar in goede en kwade dagen. Elkaar verdragen, geduld hebben met anderen, vergeven; dat is beslist caritas.
Sommige confraters hebben zich in het bijzonder toegelegd op sociale of maatschappelijke projecten: met sociale tewerkstelling, in de bijzondere jeugdzorg, met ecologische landbouw, door de opvang van vluchtelingen, door de begeleiding van slachtoffers van misbruik of van mensen met specifieke geestelijke noden. Er is niet alleen de materiële armoede, vandaag zijn er ook vele vormen van geestelijke armoede. Mensen kampen met leegte, zinloosheid en angst. Daarom is geestelijke begeleiding zo nodig en dat wij instaan voor de opvang van mensen die een exorcisme aanvragen, kun je beschouwen als een specifieke diaconie. Er zijn mensen die leven met een permanente angst of druk. Het is belangrijk hen te beluisteren en met hen te bidden. Ik sta vaak versteld van de kracht van het samen bidden. Zeker het bidden van psalmen werkt soms echt openbarend en bevrijdend. Niet iedereen staat open voor een gelovige duiding, maar ik sta er toch verwonderd van hoe die pastoraal van het luisteren en het samen bidden mensen nieuwe kracht kan geven. Ik denk dat die geestelijke bijstand echt een belangrijke diaconie is voor onze tijd: mensen geestelijk voedsel aanbieden en een warme gemeenschap bieden vanuit Gods liefde. In al onze sociale en caritatieve projecten komt het er finaal op neer dat je mensen kansen aanreikt om hun leven weer in handen te nemen en terug op te bouwen. Het is werken aan bevrijding.
Beschikbaar voor alle schapen
Het risico is vandaag niet denkbeeldig dat de kerk in onze contreien krampachtig gericht is op het overeind houden van haar parochiale structuren.
Het gevaar bestaat dat de caritas dan verengd wordt tot de pastoraal, tot binnenkerkelijke projecten. Of we maken er ons vanaf door giften te geven. Dat is een heel povere invulling van de naastenliefde.
Op die manier vorm je toch geen waarachtige liefdesgemeenschap. Echte pastoraal houdt in dat de herder al zijn schapen naar groene weiden brengt waar ze zich kunnen voeden aan Gods liefde. Daar is méér voor nodig dan wat geld geven. Ook al zijn we in de Vlaamse kerk met minder en hebben we minder dynamiek, dat mag er ons niet van weerhouden om caritas te beleven. We mogen de diaconie niet uit het oog verliezen en moeten daarin creatief blijven. Ja, we moeten wellicht keuzes maken en prioriteiten stellen, maar we mogen de focus op de naastenliefde niet loslaten.
Mijn geloof daagt me uit om beschikbaar te zijn voor de ander, voor elkeen die beroep op mij doet. Het is altijd weer voorrang geven aan de ander en openstaan voor iedereen omdat elke mens een kind van God is. Als je dat doet, ontvang je ook veel omdat God tot jou komt doorheen die mensen. We begrijpen ons pastoraal werk vaak als het brengen van de Blijde Boodschap aan anderen, maar vaak zijn het wijzelf die veel ontvangen van de anderen. Heb geen schrik om veel te investeren in anderen en in de gemeenschap. Je ontvangt beslist veel terug, al is dat niet het opzet van je inzet. Die beschikbaarheid voor de anderen steunt bovenal op een vertrouwen in God, op een gevoel van geborgenheid en me gedragen weten door God. Het komt erop aan in alle omstandigheden dat vertrouwen te bewaren. God staat ons bij.”
VERWERKINGSVRAGEN
- Kun je vanuit de principes van de Bergrede aan politiek doen? Over welke principes gaat het dan volgens jou en hoe zouden die een plek kunnen krijgen in het werk van politici?
- Wie zijn jouw favoriete heiligen / helden / idolen en waarom? Wat spreekt je aan in hen en waarom zie je ze als voorbeeld? Waarom wil je je aan hen spiegelen?
- De duiding wijst op een mogelijk verschil tussen de diocesane kerk en de religieuzen. Zie ook jij verschillen tussen de focus van bisdommen en de seculiere geestelijkheid enerzijds en die van orden en congregaties anderzijds? Zo ja, welke?
- Bezoek jij soms klooster- of abdijgemeenschappen? Zo ja, wat valt jou op in dat contact met religieuzen? Wat typeert hun eigenheid, wat is hun charisma?
- God is liefde, stelt de eerste Johannesbrief, maar mogen we dat ook omkeren in liefde is God? Waarom wel of waarom niet? Over welke liefde gaat het hier? Is alle liefde goddelijk of gaat het over een specifieke soort van liefde en hoe zou je die dan omschrijven?
- Welke samenhang zie jij tussen Godsliefde en naastenliefde en tussen de vier klassieke opdrachten van de kerk: de liturgie, de verkondiging, de diaconie en de kerkopbouw?
- Wat heeft jou in het bijzonder getroffen in het getuigenis van abt Marc Fierens?
- De abt van Averbode waarschuwt ervoor de caritas niet te verengen tot de pastoraal. Hoe begrijp jij zijn waarschuwing? Waar dreigen diaconie en pastorale zorg met elkaar verward te worden? Hoe verhouden ze zich tot elkaar?