Met Ellen van Stichel, professor Theologische en Comparatieve ethiek aan de KU Leuven, en Emmanuel Van Lierde ontdekken we hoe de sociale ethiek van de kerk meer inhoudt dan liefdadigheid. Streven naar rechtvaardigheid behoort wezenlijk tot het sociaal denken en handelen.
Welzijnszorg maakt werk van een solidaire en rechtvaardige samenleving. Koen Trappeniers, directeur Welzijnszorg, vertelt hoe armoede bestrijden vraagt om een structurele en politiserende aanpak, samen met mensen in armoede.
INZICHT
Rechtvaardigheid staat centraal in sociale denken
De sociale ethiek van de kerk beperkt zich niet tot persoonlijke liefdadigheid en tot de onderlinge relaties tussen individuen. De kerk denkt ook na over sociale, maatschappelijke, economische en politieke kwesties en ze wenst maatschappelijk relevant te zijn door bij te dragen aan een betere wereld (de publieke rol van de kerk). Het sociale denken en de sociale leer van de kerk bouwen hoofdzakelijk voort op het gevoel van verontwaardiging om zoveel onrechtvaardigheid. Vooral rechtvaardigheid vormt daardoor het centrale begrip en niet de (naasten)liefde. 

Juist in de aandacht voor de meer structurele oorzaken achter onrecht en door de politisering van de diaconie wordt de persoonlijke naastenliefde overstegen.
Vaak ligt de focus op het individuele handelen vanuit liefdadigheid en ontbreekt de aandacht voor de nood aan structurele veranderingen. Maar bepaalde samenlevingsvragen zijn niet zonder meer op te lossen door louter een beroep te doen op de inzet van individuen. Met persoonlijke moraliteit kom je er soms niet. Er is in dat geval nood aan sociale ethiek die een ander niveau van analyseren en oordelen inhoudt. Het sociale denken werd zich daar steeds meer van bewust en ging wel inzetten op een structurele aanpak.
Sociale vraagstukken in wereldwijde context
Ook de globalisering dwingt trouwens tot een ruimere kijk (hoever moet de naastenliefde reiken?) en een grotere verantwoordelijkheid tegenover wat in de wereld gebeurt. We kunnen ons engagement en onze inzet nog moeilijk beperken tot de eigen buurt. Ook het sociale denken en de sociale leer van de kerk zijn aldus geëvolueerd naar een bredere kijk die rekening houdt met het mondiale karakter van het sociale vraagstuk. Waar sinds Rerum Novarum (1891) de kerk zich officieel uitspreekt over sociale thema’s in de nationale context, verruimt haar blik zich vanaf het pontificaat van Johannes XXIII naar de hele wereld.
Een moeilijkheid in de kerkelijke documenten, maar ook in de ethiek blijft evenwel de verhouding tussen naastenliefde (liefdadigheid) en rechtvaardigheid (zie daarover de degelijke studie Uit liefde voor rechtvaardigheid. Katholiek sociaal denken over globale plichten (Pelckmans, Kalmthout, 2016) van theologe Ellen Van Stichel). Soms lijken die twee tegenover elkaar te staan, dan weer zijn ze complementair of lopen ze in elkaar over en houden elkaar in balans.
De liefde lijkt informeel en poëtisch te zijn, terwijl de rechtvaardigheid formalistisch tot juridisch ingevuld wordt.
Bij de rechtvaardigheid gaat het over “ieder het zijne geven” vanuit een gelijke en onpartijdige behandeling, en vaak zit er ook een vorm van wederkerigheid in vervat, terwijl de liefde vertrekt vanuit een logica van de overvloed (denk aan hoe de parabels haaks staan op een economische logica) en om niet, onvoorwaardelijk, geeft. Die vrijgevige liefde vraagt niets terug. 

Omdat het mij gegeven is
Van Stichel merkt op dat de wederkerigheid – “Ik geef opdat jij zou geven” – bij de naastenliefde gelegen is in de relatie met God: ik ben genereus tegenover mijn medemensen omdat ikzelf eerst de liefde van God gekregen heb, dus: “Ik geef omdat het mij gegeven is”. De theologe stelt dat we “omwille van de logica van de liefde, omwille van de oorspronkelijke goddelijke gave, bij elkaar in het krijt staan” en “elkaar solidariteit verschuldigd zijn”. Volgens haar kan de liefde vooral de rechtvaardigheid heroriënteren en er ook toe inspireren. Ze kan aanmoedigen om genereus te zijn en niet te blijven steken in een koele, afstandelijke of zelfs anonieme rechtvaardigheid. Achter dossiers met nummers steken mensen met een gelaat.
“Instituties hebben een neiging tot ‘objectivering’ en ‘anonimisering’, met ‘dominantie’ als gevolg; mensen worden cijfers en statistieken”, betreurt Van Stichel. “Die kwade neigingen stammen voort uit een gebrek aan liefde.” Niet alleen intermenselijke relaties maar ook instituties hebben bijgevolg liefde nodig, vindt de theologe.
GETUIGENIS
Naastenliefde volgens Koen Trappeniers, directeur Welzijnszorg
“Als solidariteitsorganisatie die ontstaan is vanuit een kerkelijke achtergrond, sta je eigenlijk in een permanente spreidstand tussen kerk en wereld, want voor die wereld ben je te kerkelijk en voor de kerk ben je vaak te werelds.”
“Vanuit het kerkelijke beleid luidt de kritiek dat we onze ziel aan de wereld verkopen en meer onze eigenheid moeten bewaken. We steunen nochtans op de Bijbelse grondstroom voor onze inzet, maar die inspiratie sluit anderen niet uit. We hebben een voorkeursrelatie met de kerk en haar organisaties, maar we werken evengoed met andere partners samen.” 

“De brede samenleving stelt op haar beurt vast dat wij een specifieke kleur hebben en beschouwt ons als kerkelijk, hoewel we met iedereen willen samenwerken. Willen of niet, we stoten toch nog op die verzuilde kijk en dan moet je als organisatie bewijzen dat je pluralistisch bent en openstaat voor anderen. Eens die vooroordelen tegenover kerk en geloof doorbroken zijn, merk ik wel dat Welzijnszorg gewaardeerd wordt als een trouwe partner in de strijd tegen armoede, mede vanuit onze opgebouwde expertise en omwille van de duidelijkheid van onze principes.
We draaien niet mee met de wind in functie van wat op dit moment politiek voordelig zou kunnen zijn of om subsidies binnen te halen. De principes van de sociale leer van de kerk vormen ons kompas en daar wijken we niet van af: de menselijke waardigheid verdedigen, opkomen voor solidariteit, het herverdelen van de rijkdom, het samenwerken met en de voorkeursoptie voor de meest kwetsbaren… We vertellen een coherent verhaal.”
Met twee voeten in de wereld
“Negatief gesteld zit je als christelijke solidariteitsorganisatie dus tussen twee vuren, maar positief verwoord vorm je juist de brug tussen kerk en wereld. Als je de kerk omschrijft als dienst aan de wereld, dan sta je als aanhanger van die kerk met je twee voeten in die wereld want je wilt je engageren in de samenleving.”
Je stelt gebreken vast, je ziet dat de maatschappij niet voldoende inclusief is maar mensen uitsluit, dat er mensen uit de boot vallen. Dat raakt je en dan wil je je inzetten voor een betere wereld.
“Om daadwerkelijk iets te veranderen, heb je diverse expertises nodig. Dat maakt dat ook Welzijnszorg een zeer pluriforme groep van medewerkers heeft. Zo werken er twee moslima’s bij Welzijnszorg. Ze solliciteerden bewust bij ons omdat ze een werkplek zochten waar geloof geen taboe is. Het zijn twee hoogopgeleide dames die met open vizier in het leven staan, maar die toch belang hechten aan spiritualiteitsgevoeligheid. Bij ons werken voelt voor hen als thuiskomen omdat ze een gemeenschappelijke grond erkennen in het Bijbelse verhaal dat wij koesteren. Door die twee collega’s kregen ook de andere personeelsleden meer aandacht voor het religieuze en voor onze inspiratie. Hun komst had dus een fijn effect op onze werking.”
Strijden tegen onrecht

“Waarom is en blijft Welzijnszorg nodig? Waarom doen we wat we doen? Wie zijn we en waar staan we voor? Met ons personeel en een dertig kernmedewerkers bogen we ons tijdens enkele inspiratiedagen recentelijk nog over die vragen. De jongere generatie is niet zomaar mee in de geloofstaal en de christelijke inspiratie. Het was goed nog eens kernachtig te verwoorden waar we voor staan. Wellicht moet je dat om de zoveel tijd doen.”
Omdat het onrecht ons diep raakt en omdat we geloven dat een rechtvaardige samenleving mogelijk is, strijden we samen tegen armoede.
“Het is omdat je mensen ontmoet die onrecht wordt aangedaan en omdat je maatschappelijk onrechtvaardige structuren en systemen ziet, dat je daartegen in het verzet komt. Je ervaart een appel vanuit een geraakt worden door onrecht. Vanuit een Bijbels-christelijk visioen houden we een utopie in leven dat het anders kan. We hebben verhalen uit onze traditie die onze hoop voeden en die perspectief bieden om te ijveren voor een betere wereld.”
Tegenover het onrecht kun je niet onverschillig blijven. Je moet in actie schieten vanuit een voorkeursoptie voor de meest kwetsbaren.
“Streven naar verbinding is daarbij een wezenlijke sleutel om zaken te verwezenlijken. Je leert van de verhalen van anderen. Er zijn voor de ander is tegelijk een bron van vreugde en van leven voor jezelf. De kernopdrachten en -begrippen zijn dus onrecht zien, geraakt worden, je opgeroepen weten, strijd voeren, utopie als inspiratie en verbinding nastreven.”
Structurele en caritatieve samen
“Als ik het kerkelijke landschap overschouw inzake armoedebestrijding, dan zie ik in de eerste plaats toch vooral het bestaan van klassieke caritatieve initiatieven: kledij-inzamelingen en voedselbanken.”
Zulke noodhulp die kledij of voedsel bedeelt, blijft nodig, maar daarmee pak je de armoede niet aan en bestrijd je de structurele oorzaken ervan niet.
“Welzijnszorg ziet het als zijn opdracht te werken aan een solidaire en meer rechtvaardige samenleving waarin we elkaar niet loslaten. Die boodschap vindt zeker gehoor bij gelovigen, maar ze hebben niet altijd zelf de slagkracht om iets daaraan te doen. Ze beseffen dat je daartoe expertise nodig hebt en een grote organisatie behoeft die structureel armoede kan bekampen. Het gaat er niet om dat doorsnee gelovigen en de kerk op die manier het diaconale werk willen uitbesteden aan specifieke organisaties, veeleer is er het besef dat het efficiënter is om een reële impact te hebben.
Zo zijn de campagnes van Welzijnszorg soms behoorlijk politiek. Voor lokale geloofsgemeenschappen kan dat moeilijk liggen om werk te maken van politiek lobbywerk of om je nek uit te steken richting politiek, maar ze onderschrijven wel onze standpunten en aanpak. Ze zien effectief de nood om een tegenstem te vormen in de samenleving. Op hun eentje lukt dat niet, via een organisatie en een ruimer netwerk wel. De christelijke solidariteitsorganisaties koppelen het structurele aan het caritatieve.” 

Tegenstem
“Over het engagement van geloofsgemeenschappen ben ik niet pessimistisch. Er zullen altijd vitale kernen van christenen zijn die solidair in de samenleving willen staan. Je moet de kracht van de kerk niet afmeten aan aantallen. Die vraag met hoeveel we nog zijn, werkt verlammend.
Het komt op onze vitaliteit en onze naastenliefde aan. Of we gist in het deeg zijn. Waar er engagement is, werkt dat aantrekkelijk en aanstekelijk.”
“Ik ben wel pessimistischer over de tendensen in de samenleving: over de polarisering en het individualisme, over de verharding en de verruwing. Het is een uitdaging om tegen de stroom in te gaan. Wie verdedigt nog het algemeen belang? Tegenover gemakkelijke en populistische antwoorden of machtsdrang dienen christenen en de kerk toch een alternatief verhaal te brengen.”
Zijn we bereid om verbindend, maar radicaal een boodschap uit te dragen en voor te leven, of zwijgen we om de lieve vrede?
“Volgens mij moeten christenen het lef hebben om duidelijk te zeggen waar het op staat, niet om te polariseren maar om effectief dat algemeen belang, de menselijke waardigheid en de zorg voor de schepping te verdedigen. Meer dan ooit blijft ons tegengeluid nodig.”
Persoonlijke en politieke samen
“Mensen willen iets concreets doen. Ze helpen in hun buurt of doen een gift aan een organisatie. Die geefbereidheid van mensen is een belangrijke factor van solidariteit en die moeten we aanmoedigen en waarderen. Maar dat persoonlijke moet aangevuld worden met het politieke. Daarbij is er een onderscheid tussen concreet politiek lobbywerk richting partijen, ministeries en overheden om bepaalde zaken op de agenda te zetten en te bespreken, en het ruimere politiseren van bepaalde onderwerpen. Dat slaat op het sensibiliseren en het informeren van de ruimere samenleving, op het bewust maken van mensen. Het politieke werk is maar een onderdeel van dat ruimere politiseren.” 

Welzijnszorg doet wel vaker straffe politieke uitspraken, maar dat wil nog niet zeggen dat we aan (partij)politiek doen.
“Dat heeft vooral te maken met het politiseren van reële problemen in de samenleving.”
Impact van campagnes
“De structurele aanpak en de campagnes van Welzijnszorg hadden zeker een impact op het maatschappelijke en kerkelijke beleid. Toen bijvoorbeeld het idee van een bestaansminimum embryonaal opdook in de samenleving, pikte Welzijnszorg dat thema op en lanceerde daarover een petitie die 200.000 handtekeningen verzamelde. Daarmee was aangetoond dat er een breed draagvlak was voor het garanderen van een bestaansminimum, wat in 1974 tot een wetgeving ter zake leidde. 

Ook inzake de inkomensgarantie voor ouderen (IGO) merkte minister Frank Vandenbroucke op dat hij in het pensioendebat aandacht had gekregen voor dat onderwerp door de campagne van Welzijnszorg.”
“Om te wegen op het beleid is het veelal cruciaal om te handelen vanuit een netwerk. Op je eentje kun je vaak onvoldoende gewicht in de schaal leggen, maar met partners uit het middenveld kun je samen wel politiek je stem verheffen. Zo is Decenniumdoelen een samenwerking van negen organisaties die komaf willen maken met armoede en met Ieders Stem Telt willen we dan weer met dertig middenveldorganisaties weerwerk bieden aan het democratisch deficit dat dreigt te ontstaan door het afschaffen van de opkomstplicht bij de gemeenteraadsverkiezingen. We willen burgers sensibiliseren met politieke debatten om gebruik te maken van hun stemrecht en hen tonen dat hun stem er wel degelijk toe doet. Coalities tot stand brengen in het middenveld werkt als hefboom om politiek te wegen.”
Ervaringsdeskundigen
“Alles wat Welzijnszorg doet, doet het bewust samen met mensen in armoede. Hun ervaringen zijn ons uitgangspunt. Het vertraagt soms onze werking door tijdens een proces permanent in dialoog te gaan met de ervaringsdeskundigen en wanneer andere mensen opduiken, moet je het verhaal soms ook herbeginnen, maar voor Welzijnszorg is dat essentieel.”
Met mensen in armoede op weg gaan, blijft een permanente leerschool, maar het hoort bij onze eigenheid en spiritualiteit om te vertrekken vanuit hun ervaringen en vanuit de complexiteit van een leven in armoede.
“Zelf koppel ik dat ook aan de woorden ‘tijd’, ‘ruimte’ en ‘grond’. Je moet allereerst jezelf en de ander tijd gunnen om tot een wederkerigheid te kunnen komen. Daarbij dien je het tempo van de ander te respecteren en wil je leren van elkaars verhaal. Daarnaast moet je een veilige omgeving creëren waarin vertrouwensrelaties mogelijk worden. Daar mogen verschillen benoemd worden en daar kan het eens botsen zonder dat dit tot breuken moet leiden. Tot slot vraagt een duurzaam engagement om een geworteld zijn. Van waaruit doe je je job of hoe sta je in het leven? Je legt ook iets van jezelf in een relatie. Losse flodders of aan de kant blijven staan, dat brengt niets teweeg, daar schieten we niets mee op.” 

Je kunt mensen uit armoede halen, maar je haalt de armoede niet uit mensen. Leven in armoede laat sporen na.
“Er zijn patronen die je niet weg krijgt, angsten, twijfel over jezelf, minderwaardigheidsgevoelens, enzovoort. Tegelijk zijn er mooie eigenschappen bij mensen in armoede waarvan we te leren hebben: hun veerkracht, hun radicale keuze voor hun kinderen waarvoor ze alles willen opofferen opdat die het goed zouden hebben, hun overlevingsdrang, de onderlinge solidariteit tussen mensen in armoede… Daar kijk ik met bewondering en verwondering naar.”
VERWERKINGSVRAGEN
- In welke mate is (naasten)liefde volgens jou ook verweven met rechtvaardigheid? Hoe gaan rechtvaardigheid en liefde hand in hand?
- Hoe zie jij de samenhang tussen caritatieve inzet en de meer structurele armoedebestrijding? Wat is nodig en welke acties horen bij het caritatieve en welke bij het structurele?
- Koen Trappeniers wijst eveneens op de samenhang tussen het persoonlijke en het politieke. Wat bedoelt hij en hoe zie je zelf die samenhang?
- De voorzitter van Welzijnszorg schetst een aantal kernopdrachten en -begrippen: onrecht zien, geraakt worden, je opgeroepen weten, strijd voeren, utopie als inspiratie en verbinding bewerken. Kun je een voorbeeld geven van een campagne of uit de actualiteit waar je die diverse opdrachten in herkende en aan het werk zag? Kun je een concreet voorbeeld linken aan deze kernbegrippen?
- In het omgaan met ervaringsdeskundigen hecht Koen Trappeniers belang aan drie termen: tijd, ruimte en grond. Wat bedoelt hij daarmee? Hoe begrijp jij dat? Hoe zou je die begrippen zelf invullen in het omgaan met mensen in armoede?
- Wat kunnen we volgens jou leren van de armen?
