Mgr. Herman Cosijns is secretaris-generaal van de Belgische Bisschoppenconferentie. (Foto © IPID).

“Geloof en inzet – het belangrijkste is deze twee samen te houden”

Mgr. Herman Cosijns heeft een rijk gevulde carrière achter de rug. De diverse verantwoordelijkheden die hij doorheen de jaren op de schouders nam, leveren een indrukwekkende lijst op. Sinds september 2011 is Mgr. Cosijns secretaris-generaal van de Belgische Bisschoppenconferentie. Tot augustus 2020 was hij eveneens directeur van het Interdiocesaan Centrum in Brussel. Op zondag 12 juni 2022 werd hij feestelijk uitgezwaaid als rector-pastoor van de basiliek van Koekelberg, 

Eind juni 2022 namen we dit interview af, waarin hij spreekt over zijn persoonlijke ervaringen met diaconie, en zijn visie op de samenhang tussen christelijk geloof en maatschappelijke inzet. 

 

Monseigneur, wat voor rol heeft diaconie in uw loopbaan gespeeld? Welke betekenis heeft diaconie voor u persoonlijk?

Je hebt vele niveaus van diaconie. Voor mezelf wil ik drie richtingen onderscheiden: het persoonlijke vlak en daarnaast, mijn taak. Maar dat is een taak die zowel het binnenkerkelijke– wat je de solidariteit van christenen onder elkaar kan noemen – als het buitenkerkelijke ter harte neemt – ons engagement voor een betere maatschappij en samenleving. 

Op persoonlijk vlak heb ik het voorrecht gehad iemand te mogen begeleiden die na anderhalf jaar in de gevangenis werd vrijgesproken. Ik nodigde hem uit bij mij te overnachten, want hij wist niet waar te logeren. Een dag is toen een week geworden, en dat vervolgens zes maanden, totdat hij een oplossing vond. Bijna iedere dag moest ik iets voor hem doen, want hij had geen identiteitskaart, geen rijbewijs. Ook zijn bankrekening was door zijn gevangenisstraf afgesloten. Dat is intussen al dertig jaar geleden, maar hij komt nog altijd bij mij op bezoek, omdat hij nog steeds een stukje in nood is. Dat zijn ervaringen die u overkomen.

“Diaconie, dat is ook persoonlijke inzet: ingaan op het concrete appel van een ander die u vertrouwen schenkt.”

Als priester ben ik ook vijftien jaar verantwoordelijk geweest voor de gezinspastoraal in Brussel. Ik heb toen het initiatief genomen om weduwen en weduwnaars – en later ook echtgescheidenen – bijeen te brengen, zodat zij samen hun verdriet konden verwerken. En ik moet eerlijk zeggen: ik heb daar pas ontdekt hoeveel pijn en verdriet mensen meedragen uit hun negatieve ervaring. Wat bij overlijden totaal anders is dan bij echtscheidingen: want meestal waren de echtscheidingen zwaar verlopen. Dat deze mensen met elkaar konden praten en beluisterd werden, en gewaardeerd werden door de kerk, vond ik toen een belangrijke taak. Ik heb me er verder voor ingezet dat als deze mensen later zouden hertrouwen, ze door de kerk verder erkend zouden worden als christenen – als leden van de christelijke gemeenschap.

Als lid van de bisschopsraad van het aartsbisdom heb ik ook het Bethlehemproject kunnen lanceren. Hier zegt de kerk: laat ons onze goederen voor het sociale doel gebruiken, ten dienste stellen van mensen die minder begoed zijn. Laten we wat we hebben dus niet zomaar van de hand doen – want dat is de gemakkelijkste oplossing, wat tot twintig jaar geleden veel gebeurde. Ik heb trouwens deze morgen alweer een vergadering over Bethlehem gehad…

 

Wat vindt u uw grootste verwezenlijking op diaconaal vlak als secretaris van de Bisschoppenconferentie?

Ik wil meteen toevoegen: als secretaris-generaal neem ik niet zélf beslissingen. Ik ben in dienst van de Bisschoppenconferentie, van het geheel van de bisschoppen. Wat zij samen beslissen, voer ik uit. En in die hoedanigheid heb ik bijvoorbeeld de Syrische vluchtelingen in ons land mee kunnen opvangen. Ik was niet betrokken bij de lokale opvang ter plaatse, maar bij het opzetten van een kader voor de opvang van vluchtelingen door de kerken. En vandaag ben ik op dezelfde manier actief bij de opvang van de Oekraïense vluchtelingen. De vragen aan de Bisschoppenconferentie van België komen bij mij aan: zowel het nationaal kabinet Van Quickenborne, regionaal kabinet minister Somers, Brussels Hoofdstedelijk Gewest en Wallonië hebben me gecontacteerd om te zien hoe de kerken met de opvang kunnen meedoen. Ik werk dus een beetje als doorgeefluik en als platform om alle bisdommen te betrekken

“Het is de combinatie van geloof en inzet die ons tot kerk maakt. Waar onze inzet geen voeding meer krijgt vanuit ons geloof, waar we ons als gelovige gemeenschap niet meer maatschappelijk engageren, is er een gebroken kerk.”

We zijn een kerk met vele lokale gemeenschappen, tot nu toe nog 3700 parochies in België. Deze lokale gemeenschappen worden uitgedaagd om diaconaal aanwezig te zijn. Wat men hierbij soms vergeet, is wat ik interne solidariteit noem. Ik heb dikwijls preken gelezen dat wij solidair moeten zijn met de armen. En dat is juist. Maar ik heb bijvoorbeeld meegemaakt dat opgeroepen werd een actie te organiseren zodat armen op sociale vakantie konden gaan, terwijl een derde van de aanwezigen zélf armen waren, zélf niet op vakantie konden gaan. Dit wordt niet voldoende beseft. In die zin moeten we coherent zijn, onze broeders en zusters in het geloof niet verwaarlozen – interne solidariteit dus. En ons anderzijds extern engageren voor een betere wereld.

 

Waar hoopt u dat uw opvolger op gaat inzetten? Stellen er zich bijzondere uitdagingen qua diaconie?

Ik vertelde al: ik neem zelf geen beslissingen, ik ben in dienst van de Bisschoppenconferentie. Het zijn de bisschoppen die mijn opvolger zullen benoemen, die zijn of haar opdracht zullen invullen. Natuurlijk zal ik mijn opvolger een stukje wegwijs maken in de dienst. Ik zal zeker de nadruk leggen op mijn fundamentele overtuiging dat verkondiging, liturgie en diaconie wezenlijk bij elkaar horen. Dat zijn geen aparte vakjes, of takken die je van elkaar kan afzagen. Zonder harmonie tussen deze drie zijn we geen kerk. Het is dus mijn overtuiging dat we als kerk ook de diaconie ter harte moeten nemen.

“We moeten de structuren veranderen op lange termijn: helemaal akkoord. Maar wat soms ontbreekt bij christenen, is het geloof dat de kleine goedheid zo belangrijk is. Er gebeurt veel goeds, als we een beetje om ons heen kijken.”

 

U heeft de hele postconciliaire kerk meegemaakt. Hoe ziet u de kerk de komende tijd evolueren? Hebt u dromen voor de kerk van de toekomst?

Ons geloven is zó’n groot voorrecht, zó’n vreugde, zó’n genade, dat ik dat graag aan iedereen toewens. En voor mij is de kerk de plaats waar ik dat gevonden heb – daarom ben ik haar dankbaar. Daarom droom ik van een kerk waar mensen het geloof kunnen vinden. Natuurlijk, dat overstijgt ons: God ontdekken daar zijn we geen meester van, dat zal de Geest moeten doen. Maar we moeten wél een plaats bieden waar echt met elkaar gesproken wordt, waar echt voor elkaar gezorgd wordt, waar men samen bidt en viert. Een plaats waar men elkaar bemoedigt en voedt in het geloof: dat is de kerk van de toekomst.

Hoe dat zal gebeuren, dat is koffiedik kijken. De parochies bestaan dan wel geen tweeduizend jaar, maar toch al meer dan duizend jaar. En ik denk dat het sterkere structuren zijn dan we denken. Bij andere – vaak waardevolle – initiatieven zie je niet zelden dat het originele enthousiasme na dertig jaar verflauwt. De meest stabiele, soms niet altijd meest spitante, vorm blijkt dan toch weer de parochie te zijn. Het is ook de parochie waar mensen het eerst in contact komen met de kerk. Hoe het er in de toekomst precies zal uitzien weet ik dus niet – het digitale zal vermoedelijk een grotere rol gaan spelen – maar dat het niet zonder de parochies zal zijn, daar ben ik van overtuigd. 

 

Soms wordt in vraag gesteld of de kerk als krimpende kerk zich nog moet inzetten in de samenleving. Is het beter vandaag de beschikbare middelen in te zetten voor binnenkerkelijk werk? Wat is uw positie daarin?

Dat we geen kerk zijn als we niet het ene én het andere doen. Het is de combinatie van de twee die ons tot kerk maakt. We kunnen enerzijds zondigen door ons op te sluiten in de kerk, onze gemeenschap van overtuigde christenen. Wanneer een parochie geen zorg draagt voor de zieken, de armen, de vluchtelingen die in de buurt wonen – wanneer dat als gespreksonderwerp zelfs niet ter sprake komt – dan is het fout. We kunnen anderzijds zondigen door op te gaan in een maatschappelijk engagement zonder bron. Er zijn heel wat mensen die zich maatschappelijk inzetten en zeggen: “Naar de kerk gaan we niet meer, die hebben we niet meer nodig”. Ik hoor dus mensen zeggen: “Ja, maar inzet is toch het belangrijkste?” De diepste zin van kerk zijn is Jezus Christus volgen, en hem niet alleen volgen, maar ook graag zien. Vanuit een vriendschap, verbondenheid met Christus leven en dat zo uitstralen naar elkaar, maar ook naar de wereld toe en daar protesteren tegen onrecht: daar gaat het om.

“Als christenen moeten we ook met onmacht leren omgaan. We moeten erkennen dat de wereld onmachtig is om Poetin te stoppen – voorlopig. Laat ons dan de Oekraïners opvangen die naar hier komen, laten we dat goed doen – dat is het antwoord.”

De samenwerking of symbiose van die twee aspecten maakt dat we kerk zijn. Het is belangrijk dat het ene én het andere gebeurt. Want er zijn ook niet-gelovigen die zich inzetten, er zijn ook sekten die bidden. We zijn een gelovige gemeenschap die zich moet en wil engageren omwille van de boodschap van Christus: dat wij de wereld en elkaar graag moeten zien, en er als barmhartige Samaritanen voor elkaar moeten zijn. De identiteit van de gekwetste is voor de barmhartige Samaritaan niet belangrijk, wel dat die ander gekwetst ís. Het woord “veldhospitaal” dat de paus gebruikt is hier belangrijk, dit moeten we scherp houden, beantwoorden.

 

Hoe zou u uitleggen wat ‘diaconie’ is aan mensen in Vlaanderen die niet langer vertrouwd zijn met de christelijke traditie?

Ik weet alleen dat ik zou kunnen zeggen: “Je gelooft misschien niet in God, maar voor mij is er een God die wil dat jij gelukkig bent. En omdat ik in die God geloof, ga ik voorwaarden scheppen zodat je gelukkig kan zijn”. Dat is diaconie: zorgen voor het welzijn en geluk van anderen vanuit een geloof dat God dat ook wenst.

Zorgen voor mijn buur die in nood is, of die een gehandicapt kind heeft en vraagt dat ik het een halve dag per week kan verzorgen: voor mij is dat ook diaconie. Zo heel simpele dingen. Mensen kunnen op dat vlak met onmachtsgevoelens kampen. Moet er iets groter? Nee, doe maar iets heel klein. Natuurlijk willen we dat de oorlog in Oekraïne stopt. De wens, de droom van God is dat ieder mens gelukkig wordt, maar wij kunnen dat niet altijd waarmaken. Laten we ons dan richten op het opvangen van de Oekraïners die naar hier komen. En in sommige omstandigheden kunnen we alleen maar een troostende functie bieden. Want is dat ook geen diaconale functie van de kerk? Ik vind bijvoorbeeld ook een goede uitvaartverzorging een tak van de diaconie. Heel wat mensen die daar naartoe komen hebben niet vaak contact met de kerk. Dat is een belangrijke functie naar de familie toe, dat ze op dat moment hun verlies verwerken in rituelen die verdriet uitdrukken en zo troost bieden. Daar geloof ik sterk in, ja. Diaconie is voor mij een ganse waaier.

“Waar ik het meest onder lijd, is de houding tegenover de mensen die men ‘sans-papiers’ noemt.”

 

 

 

De christelijke diaconie heeft een waakzame functie: zij is alert op, en zet zich in voor kwetsbare groepen in de samenleving. Als u kijkt naar de huidige koers die onze samenleving vaart, zijn er dan ontwikkelingen waarover u aan de alarmbel wil trekken?

Waar ik het meeste onder lijd, is de houding tegenover de mensen die men ‘sans-papiers’ noemt. Mensen zonder papieren en zonder identiteit, zonder statuut. Misschien hebben ze de juiste advocaat niet gevonden om ze te verdedigen. Ik herberg nu een twaalftal ‘sans-papiers’, ja, ik weet niet hoe dat moet evolueren. Ze moeten in het zwart gaan werken willen ze overleven. De optie om terug te keren naar hun land is voor hen onbestaand. Ja, dat is voor mij één van de moeilijkste problemen, waar wij als christenen niet over kunnen zwijgen: de oplossing moet natuurlijk van de politiek komen, maar we mogen ons niet neerleggen bij de huidige situatie.

Anderzijds, moet ik zeggen, als je de huidige koers bekijkt zijn er twee positieve evoluties. Met Covid hebben we in de samenleving toch een zekere solidariteit ontdekt en ook met de Oekraïense vluchtelingen, ook al is het tijdelijk. Ook het tijdelijke moeten we niet onderwaarderen! Dat zijn toch twee grote lichtpunten in de huidige maatschappij, recent, waar we fier op mogen zijn.


BroederlijkDelen logoNEW FullColorWeb 160px logocaritas 110px Caritas int be cmyk 110px Afbeelding7 orbit2 paxchristi present logo 110 180228 LogoWZS 120px wzz logo vzw 200px