Toerusten voor een scheppingswaardige wereld.
“Jacques, je hebt ons overtuigd van de dringende ernst van de klimaatopwarming, maar je spreekt erover alsof het een verloren zaak is. Je wekt onze verantwoordelijkheid, maar als we je horen zakt de moed ons in de schoenen.” Elías had gelijk. Het had me veel moeite gekost om te overtuigen, maar de kunst om te bemoedigen had ik nog niet geleerd.
Een realistische blik op klimaatverandering en milieuverloedering, en de aandacht voor een scherpe en veelzijdige wetenschappelijke analyse van gevolgen en oorzaken, in het bijzonder van de rol van mensen … die attitude van het nuchtere zien had ik verworven, ook vanuit mijn christelijke traditie als Jezuïet.
Ik had er ook het mededogen geleerd, wat juist een mooie toegangspoort was om mensen en medebroeders te overtuigen: wij worden concreet geconfronteerd met milieuvluchtelingen, of met mensen die het slachtoffer zijn van een milieuramp of van door milieuverloedering aangedreven ziektes. Maar het leek bij dat “zien”, dat een vrij donkere werkelijkheid schetst, te blijven.
Viel er meer te sprokkelen in die traditie? De verwevenheid van menswaardig leven en scheppingswaardig bestaan bekeken vanuit het perspectief van Jozef Cardijns “zien, oordelen en handelen” heeft me een stap verder geholpen. Om in ons oordeel ons feitelijke handelen aan onze overtuigingen te toetsen, moeten we die overtuigingen ook uitspreken en verwoorden: een goede scheppingstheologie waarin de rol van de mens als eigen-aardig en bijzonder onderdeel van die schepping ontvouwd wordt, de poging tot gemeenschapsopbouw niet alleen tussen mensen maar ook als dynamiek van een samenhangende natuur vol evolutie, de nadruk op toekomstvisioenen die ons vanuit onze dromen hier en nu doen handelen, het waardevolle perspectief en initiatief van de lijdende mensen en de lijdende natuur als motor tot verandering, de bereidheid tot verzoening waardoor ook uit het kwade nieuwe hoop kan groeien.
We hebben soms – individueel, maar ook als samenleving – tijd nodig om die innerlijke overtuigingen robuust te maken: ze leveren onze bril op de werkelijkheid en de wijze waarop we kijken en hopen geeft ons dan weer de kracht om te handelen. Hier raken we inderdaad onze Godsrelatie: wie of wat drijft ons uiteindelijk in ons leven? is dit een “God” die leven geeft of zijn dit “afgoden” die onze medemensen en onze planeet veroordelen – zelfzucht, angst voor het vreemde, racisme, dolgedraaide economische en financiële mechanismen, …?
Zien en oordelen zijn onlosmakelijk verbonden met “handelen”: ze drijven en verdiepen elkaar in een niet aflatende geschiedenis. De actie geeft ons de kracht van bereikt resultaat en echte verandering. De indruk dat we bij klimaatverandering zo weinig kunnen doen is ontmoedigend: het ligt politiek veel te moeilijk omdat er op structurele en institutionele wijze belangen en interesses mee gemoeid zijn; bovendien, de klimaatveranderingen zijn irreversibel op gang gekomen, de zogenaamde “tipping points” zijn overschreden en er valt dus niets meer te doen. Dit is niet waar! Er valt heel veel te doen.
De kleine dagdagelijkse handelingen in onze voeding, onze woonwijze, ons vervoer en onze levenswijze, dragen hun steentje ten goede bij – en vele beetjes maken een groot – én ze houden onze aandacht wakker, ze veranderen onze manier van kijken. Symbolische en artistieke acties hebben ook die kracht: ze brengen ons in beweging, tot in politieke betogingen toe, die dan weer andere mensen en politieke leiders tot verandering nodigen. Sommigen onder ons zullen het voortouw nemen in dit handelen: ons gezamenlijk leiderschap in deze transitietijden bestaat erin hen ook te ondersteunen.
Aan de trits “zien, oordelen, handelen” voeg ik graag nog een vierde werkwoord toe: “vieren”: de tijd nemen om te leren genieten van een wereld die schepping is, die mooi is, die samen-leven mogelijk maakt. Misschien hebben we die kunst van het samen genieten verleerd en juist zo onszelf en de natuur verwaarloosd.
Ik vind het deugddoend om, bij alle aandacht voor het Amazonegebied ook te mogen leren van de indianen die daar wonen, hun wijze verbondenheid met de natuur die hen draagt, ook in moeilijke en soms bedreigende levensomstandigheden.
Onze controledrang en de macht die wetenschap en techniek ons geven, maken ons soms blind voor de kwetsbare verwevenheid en afhankelijkheden in een lotsverbonden schepping. Door die lotsverbondenheid van onze planeet en zelfs van ons universum te vieren rusten we onszelf en de natuur toe om scheppingswaardige en levenswaardige toekomst uit te bouwen.
De liturgieën van het vieren hebben nog een andere kracht: ze bieden een ruimte waar we dromen en visioenen mogen en kunnen spelen, waar we mogen denken en doen alsof de wereld er anders uit ziet dan feitelijk nu, vandaag, het geval is. Dat biedt, wanneer we ons niet uit angst in een virtuele droomwereld verliezen, inspiratie om vandaag te handelen en handelend te ontdekken dat we anders kunnen gaan leven.
Jacques Haers SJ