Water en Bangladesh: een gedwongen huwelijk.
Bangladesh wordt sinds mensenheugenis geassocieerd met water. Vooral de jaarlijkse overstromingen, die regelmatig een hoog dodental eisen, brengen het land in het nieuws. Ramp, oh ramp, denk ik dan spontaan. Maar de doorsnee Bengaal heeft me geleerd genuanceerder te kijken. ‘Water is voor ons land zowel vloek als zegen,’ legt mijn vriend Tarique uit.
‘Inderdaad veroorzaken deze overstromingen heel wat ellende: grond wordt weggespoeld, huizen kunnen verdwijnen, bewoners verliezen alles behalve de kleding die ze aan hebben, en dikwijls vallen er vele dodelijke slachtoffers en moeten hulpkonvooien uitrukken om medische hulp te bieden en voedsel te brengen naar de geïsoleerde slachtoffers. Maar aan de andere kant, als je goed naar de geografische ligging van Bangladesh kijkt, komt al dat water uit de Himalaya; en het slib dat meegevoerd wordt, zorgt voor vruchtbare gronden. We hebben er mee leren leven, maar om de tien jaar (of iets sneller) draait de jaarlijkse zondvloed uit op een regelrechte ramp. En bovendien worden de overstromingen elk jaar erger, door de klimaatverandering’.
‘Het meest zichtbare effect heb je bij de chars,’ vult dokter Kadir aan. ‘Chars zijn grote natuurlijke eilanden in de brede bedding van de grote rivieren Brahmaputra, Ganges en Meghna, de drie slagaders die het land van noord naar zuid doorklieven. Vele landloze gezinnen slagen erin om op deze vruchtbare chars groenten en andere gewassen te telen; maar ze beseffen als geen ander dat de grond die ze bewerken na een volgende overstroming kan verdwenen zijn. Deze gezinnen verhuizen als het ware mee met het grille parcours van de rivieren. Uitbouw van gezondheidszorgen en onderwijs zijn in deze omgeving bijzonder moeilijk, omdat je nooit weet of de gebouwde infrastructuur er een jaar later nog wel zal zijn.’
Het is dan ook niet moeilijk te verstaan dat deze grillen van de natuur hun jaarlijkse tol dodelijke slachtoffers eisen. En dat duurzame ontwikkeling voor deze landloze gezinnen bijzonder moeizaam gaat. Oog in oog met de tengere Shamira, die met haar twee kindjes al vier keer moest verhuizen, begrijp ik niet waar ze de kracht haalt om de draad van haar leven telkens opnieuw op te pakken.
Bangladesh wordt de laatste decennia ook steeds meer geassocieerd met de stijging van de zeespiegel. Moshed weet er van mee te spreken. ‘Ik ben als boerenzoon opgegroeid in de buurt van Kuakata, aan de Golf van Bengalen. Maar ons ouderlijk huis is waardeloos geworden, want het staat nu permanent onder water door de stijging van het zeewater.’ Bangladesh is het Nederland van Azië, bedenk ik plots. Maar met twee grote verschillen: Nederland heeft een gigantisch budget om met de bouw van dijken en dammen de strijd tegen de stijgende zeespiegel aan te gaan. Voor het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (van 2011 tot 2017) werd een budget van 3,2 miljard euro uitgetrokken. Bangladesh kan amper iets investeren om het land tegen de zee te beschermen. Recent werd een budget van 9,9 miljoen euro uitgetrokken om slachtoffers van de overstromingen te helpen. En bovendien: het land dat het meest in de brokken deelt van de klimaatverandering, is er helemaal niet verantwoordelijk voor. Wat een onrechtvaardigheid!
Terecht laten de Bengalen van zich horen, steeds minder schoorvoetend. ‘De geïndustrialiseerde landen moeten compensatie betalen voor de ellende die ze ons aandoen. Als het zeewater met 1 meter stijgt, staat Bangladesh voor 40% onder water. De uitstoot van CO2 door de industrielanden is de voornaamste oorzaak van deze klimaatwijziging. Wij eisen compensatie in plaats van hulp aan de zogenaamde minst ontwikkelde landen.’ Deze militante taal spreekt me meer dan ooit aan.
De conclusie van een driedaagse internationale conferentie in de hoofdstad Dhaka windt er ook geen doekjes om: ‘De bijdrage van landen zoals Bangladesh aan de luchtvervuiling is niet significant. Maar de schade van de klimaatverandering aan de huishoudens en aan de bevolking zijn des te erger,’ lees ik in het conferentieverslag. Gastspreker minister Hasanul Haq Inu was terecht glashelder in zijn slotwoord: ‘Bangladesh wil niet langer hulpgeld, maar eist compensatie om de gevolgen van de klimaatverandering, veroorzaakt door de industrielanden, op te vangen.’
Eerlijk gezegd: nooit tevoren smaakte klimaatverandering zo bitter. Ik neem me voor dringend de draad weer op te nemen om mijn ecologische voetafdruk terug te dringen. Ik beloof Tarique, Kadir, Shamira, Moshed en mijn vele Bengaalse ‘brothers and sisters’ mijn stem te blijven verheffen tegen de gruwelijke onrechtvaardigheid waarmee we onze ontwikkelingsfactuur via de klimaatverandering doorschuiven en presenteren aan landen zoals Bangladesh.
Jef Van Hecken